In memoriam Eite Brink ( 29 juni 1930- 2 januari 2021)
Eite Brink, Drents schrijver uit Rolde, is op 2 januari overleden. Eite Brink was niet alleen Drents schrijver, maar was jaren als vrijwilliger betrokken bij het Project Drentse Taol en later het Huus van de Taol. Hij was een enthousiast voorstander en gebruiker van de Drentse taal.
Eite Brink groeide op in Assen. Zijn maatschappelijke loopbaan bracht hem naar Rotterdam, waar hij administrateur werd bij de douane in Rotterdam. Hij woonde daar met zijn vrouw en kinderen tot zijn pensioen in 1987, waarna hij in Assen en later Rolde belandde.
Als schrijver vond Eite Brink dat hij lang niet elk gevoel goed in de standaardtaal overbrengen kon; daarvoor had hij de streektaal, in zijn geval het Drents, nodig. Hij was ervan overtuigd dat de beide talen elkaar aanvullen en hij vond dat als er Drents gesproken kon worden, dat ook moest gebeuren.
Eite Brink heeft zich hoofdzakelijk toegelegd op het schrijven van korte verhalen en gedichten, meest luchtig van toon. In de tijdschriften Maandewark/Oeze Volk en het Drents letterkundig tiedschrift Roet is werk van hum gepubliceerd. Hij schreef graag en goed light verse gedichten met een humoristisch-satirische ondertoon. ‘Gniezerties’ noemde hij deze gedichtjes zelf. Daarin was het fijne taalgevoel goed te zien. In 1995 verscheen zijn verhalenbundel Brobbels.
Ook schreef Eite Brink graag verhalen en gedichtjes voor kinderen, die ok vandaag de dag nog steeds geregeld bij bijvoorbeeld onderwijsprojecten gebruikt worden.
Als enthousiast vrijwilliger en creatief taalgebruiker werd hij bij de Drentse Taolorganisatie al gauw een belangrijke vrijwilliger. Hij was jarenlang eindredacteur van het donateursblad De Taolkraant en had bij Omroep Assen een zondagmorgenprogramma.
De Drentse taalwereld verliest in Eite Brink een enthousiaste en trouwe voorvechter van de streektaal en een schrijver die waardering verdient.
Het Huus van de Taol wenst zijn familie van harte sterkte.
Ien van de kindergedichten van Eite Brink:
De kebouter-kapper
Dreutel is een luie donder
daorum was ‘t agil gien wonder
dat e zunder baontie zat
want hij hef wal honderd had
ik wul best kebouter-warken
ok al vin ‘k dat meer veur starken
zee dwerg Dreutel maor ‘k verdom ‘t
as ‘t mij an de pokkel komt.
der möt met jou toch wat gebeuren
kreeg Dreutel lestendaogs te heuren
want de sociaole zaoken
begunt al mooi deur ‘t geld te raoken
Dreutel die vandaog begon
met een neie kapsalon
kreg veur vast gien iene klaant
want van knippen hef e gien verstaand
en…
zeg Dreutel, neudig is ‘t niet
da’k hier scheer of haoren snied
as der baord- of heufdhaor of moet
trek ik der wel een fossie oet