Afgewezen Drentse burgemeesters na 11 jaar nog boos
ASSEN Ze hielden van
het ambt. En daarom wilden Bote Wilpstra en Aaltina Evenhuis, respectievelijk
burgemeester van Zuidlaren en Rolde, in 1997 dolgraag aan de slag in een van de
twaalf nieuwe Drentse gemeenten. Tot ze vlak voor de kerstdagen, aan de
vooravond van de gemeentelijke herindeling, een telefoontje kregen van de
kabinetschef op het provinciehuis met de mededeling dat de keus op andere
collega’s was gevallen. Wilpstra en Evenhuis spreken er nu, ruim elf jaar
later, nog schande van. “Zo’n onplezierig telefoontje moet je als
commissaris niet aan een ander overlaten. Ik had door Relus ter Beek zelfgebeld
moeten worden”, meent Wilpstra.
De voormalige burgemeesters van Zuidlaren en Rolde komen
uitvoerig aan het woord in het boek Drenthe Verdeeld dat vanmiddag wordt
gepresenteerd tijdens de nieuwjaarsreceptie van de provincie Drenthe. In het
boek wordt teruggeblikt op de gemeentelijke herindeling die op 1 januari 1998
haar beslag kreeg.
Schrijver Lukas Koops trof de oud-burgemeesters in een
openhartige bui. Niet alleen de wijze waarop ze de afwijzing te horen kregen
zit hen zoveel jaar na dato nog steeds dwars, ook voor de sollicitatieprocedure
hebben ze geen goed woord over.
“Het was een waar sollicitatiecircus in de
kazerne in Assen waar alle sollicitanten door een tiental vertrouwenscommissies
werden ontvangen. Sollicitanten kwamen elkaar tegen. Je wist wie je
concurrenten waren”, foetert Wilpstra. “Het was net een draaimolen op
een kermis.’ “Voor iedereen zichtbaar draai je je rondjes langs de
vertrouwenscommissies. We hadden daar destijds geen enkele privacy”,
klaagt Evenhuis.