Amice
We komen elkaar al jaren tegen.
Veel samengewerkt voor de Stichting Het Drentse Boek.
Collega, integer persoon, niet het type van de blitse journalist op mohawks en
schoudervullingen in het Karl Lagerfeld-shirt. De vlotte babbel vreemd. Als ik
hem bel is er uitdaging. “Interview? Hmmmm”. Hij vindt dat ik grillig schrijf.
“Dat is geen kritiek hoor, het geeft een meerwaarde, je stopt er heel veel van
jezelf in”. Later is het zo dat hij de vloer aanveegt met de intro van een
onlangs geschreven verhaal. “Was echt onzin” en hij vindt ook dat ik
stylistisch niet altijd even goed ben. Het zere been. “Niet bij je
krantenartikelen, dan ben je wel journalistiek, maar bij je stukken voor het
Maandblad”. Ik ga in de verdediging. “Ja, ik doe dat heel bewust, ik ben niet
ingehuurd om tamme stukkies te schrijven, ik wil niet zo maar een interviewtje.
Ik doe dingen die op het eerste gezicht krom lijken, ik keer taal om en ik heb
dat niet van Paul van Ostaijen geleerd”.
We komen elkaar al jaren tegen, veel samengewerkt en ken je
elkaar dan ook?
Wie is Ab Drijver?
Hoe? Op de hoogte van mijn voorkeuren ten aanzien van Royal
Worcester en Blue Denmark. Goedmoedig spotten. “Ik ben gewoon een domme boer,
ik zeg niet dat boeren dom zijn, maar ik weet dat je kritisch bent op kopjes”.
Wat ik ken: Het half verlegen, halve lachje. “Wat ga je schrijven? Kaal hoofd
en hij plukte in z’n baard?”
Koekjes uit de Hema bij de
thee en bij de koffie. Ik ben niet alleen kritisch als het om je kopjes gaat
Drijver. Je mag je parket ook wel eens schuren en lakken en de kraag van je
overhemd zit niet goed over de boord van je zwarte sweatshirt. Spijkerbroek,
grijze sokken, grijze schoenen. Het vermoeden van een compact lijf. Hele mooie
bruine ogen, kaal hoofd en hij plukte in z’n baard. Half verbouwd huis aan de
Sluisstraat. Juni en de was hangt buiten nat te worden in een hagelbui. “Is het
hier warm genoeg? Ik zal de kachel wat hoger zetten”. Heen en weer praten
zonder dat er wat uitkomt. Ik verwacht hakketakken. Spanning is een te groot
woord, maar we zijn allebei ongemakkelijk. Ab Drijver is een journalist, ik een
schrijver en misschien is het journalisten eigen om schrijvers uit hun tent te
lokken, uit hun concentratie te halen. Als mijn amice merkt dat ik mij heb
voorbereid wordt het wat minder stokkend, het wordt anders. Aan zijn
nevenactiviteiten komen we niet toe. Het maken van liedjes en grammofoonplaten,
de optredens, zijn column bij Radio Drenthe, de interviews in het Schepershoes
in Balloo.