Boesjeude en Zwarte Pier
Hangen dingen in de lucht? Ger Siks schrijft er een
geichtje over in Toal en Taiken, een collega informeert naar het woord en
tenslotte komt er een brief over van lezer T. uit Groningen: wat is een
boesjeude, vooral in de Stad boezejeude? Dr. Jaap Meijer schreef in zijn joods
supplement op rer Laans woordenboek dat et een begrip is in het Groings, maar
het zal van het miJieu afhangen of kinderen er de schrik mee is aangejaagd. pat
is het ‘kinderschrik, boean, bietebauw’. Bovendien s het begrip allicht
verleden
Meijer was nieuwsgierig aar het tweede stukje van het
oord en schreef om inlichtinen naar de redactie van het rote Woordenboek der
Nederlandsche Taal in Leiden, het WNT. Op 10 februari 1970 kreeg hij als
antwoord dat men Van die zijde niets naders vertellen kon over ‘jood’ in deze
sainenstelling. Boes- is duidelij!çer, dat wil zeggen het lijkt erg op het
angst aanjagende boe! en boos; we kennen de Westerwoldse beuzebelder (ofbuizebelder);
boeman heeft ook een zekere vormverwantschap. Volgens de WNT-redactie heeft
Molema het nog niet in zijn woordenboek opgenomen en ook niet in zijn laatste
handSchrift van 1895 dat daar in Leiden bewaard wordt. Dat klopt, maar het
gebrip staat bij hem
feitelijk onder boesappert vermeld, zowel in het
woordenboek als in dat manuscript. Misschien is boesjeude toevallig geen
Noord-Gronings woord, de regio waar Molema woonde en waarvan hij de taal het
meest geobserveerd zal hebben. Drents is het zeker wel
Kocks nam in zijn woordenboek de waarschuwing tegen de
kinderen op dat ze zich niet te dicht bij het water moeten wagen, anders trekt
de boesjeude ze erin. Wat dejeude hiermee te maken heeft, wordt ook in het
Drents niet duidelijk. Het woord is bijkans hetzelfde als beuskerel, wat ook
een boze geest is ofwas in het Drents.Ter Laan geeft de oplossing niet, Meijer
eindigt slechts met het citaat uit de Leidse brief waar vooral duidelijk uit
wordt dat iemand iets niet weet.
Dr. W. de Vries (1863-1945) was de eerste die op het
Gronings promoveerde. Dat gebeurde105 jaar geleden aan de RUG, net toen Molema
zijn handschrift aan het afronden was. Deze voormalige leraar Nederlands aan
wat nu het
Praediniusgymnasium heet in Groningen, heeft veel gepubliceerd
in zijn leven, maar andere dingen hebben het niet verder gebracht dan de staat
van losse aantekeningen die bewaard gebleven zijn. Daarin schrijft hij onder
boezeman over boesjeude, boezejeude en boezjeude. Hij veronderstelt datjeude
het woord man in deze samenstelling vervangen heeft. Dat is logisch, zegt De
Vries, want de Joodse straatkoopman was de geschikte persoon om kinderen in de
zak te stoppen. Boesjeude als Zwarte Piet,
Combineren we gegevens uit Ter Laan en de informatie uit
het Woordenboek van de Drentse Dialecten, dan hadden we ook _zonder de
gedachten van De Vries op het idee van de jood als handelaar kunnen men. Het
laatste stukje uit het Drentse beuskerel komt in het Drents kennelijk niet,
maar in het Gronings juist vaak voor in de handelaarsbetekenis. Een swienekerel
en een maartkerel zijn daar duidelijke illustraties van.
Dat De Vries zijn aantekeningen onder boezeman plaatst
past daar ook weer bij. Immers, ook een melkman en een groeteman kunnen of
konden met hun negotie langs de weg worden aangetroffen. Ook man heeft dus die
betekenis die kerel in dit soort woorden heeft, net als dejeud ofjeude. Van
discriminatie is bij de boesjeude dus geen sprake. Dat is eerder het geval bij
Zwarte Piet, ook al deelt die zijn exotische kleur met een wel erg inheemse
naam.
Siemon RekerPostbus 90
9780 AB Bedumreker@let.rug.nl