Column Marga Kool Brandon
‘Over Brandon zeker”, zegt mijn man, als ik achter
de computer schuif.
“Ja”, zeg ik vastberaden. Maar mijn
vingertoppen leunen wat onmachtig op de toetsen. Naast het toetsenbord de krant
met foto: forse jongen met diepliggende ogen. Blauw tuigje aan een riem. Sneu.
Gisteravond hebben we op de televisie een heel
regiment verontwaardigde politici en
journalisten langs zien ko men. In de krant doen ze het vandaag allemaal nog
eens dunnetjes over. De man in de straat roept dapper mee. “Die lui”, zeg ik spottend.
“Als die nou eens toezeggen, dat ze allemaal om de beurt één dag per jaar
leuk een eindje met Brandon gaan wandelen? Of iets anders gezelligs met hem
gaan doen?”
Wij hebben onze Loes. Die heeft jarenlang gewerkt aan de
Andere kant van deze tuigjes en koorden.
Wij kennen haar schrammen en haar blauwe plekken. De bril die, drie keer in korte tijd, door een
boze bewoner is kapotgeslagen in haar gezicht. De laatste keer maar nét naast
haar oog. Wij hebben haar thuis zien komen: voldaan, maar verfomfaaid. De hele
week zware, misvormde mensen gedouched, gevoed, van hun ontlasting ontdaan.
Liefdevol. Loes en haar collega’s. Maar ook gefrustreerd vanwege de werkdruk,
gebrek aan tijd om te spelen met de bewoners, eindeloos moeten invullen van
lijsten en protocols. In de schaarse overblijvende tijd uitstapjes
georganiseerd. Stralende bewoners rondgezeuld in een rolstoel over hobbelige trottoirs naar HEMA
of Efteling. Moe, onderbetaald en ondergewaardeerd. Tussen burgers die staren
en wegkijken en voortdurend kankeren over de te dure overheid.
Wij kennen haar verhalen. Over bewoners, sommigen lief
als een engel, anderen kwaadaardig en onvoorspelbaar als een duivel. En over
telkens weer nieuwe efficiencymaatregelen en bezuinigingen vanuit de
politiek.
“Lukt het?”, vraagt mijn man voorzichtig na
anderhalf uur.
“Nee”, zeg ik machteloos. ‘Vandaag lukt het
niet.”