Dan blijf ik liever in Drenthe Sprekend… Jan Germs
Naam: Jan Germs
Geboren: 1954 in Odoorn.
Woonplaats: Gasette
Opleiding: ulo, hbs, Pedagogische Academie
Loopbaan: onderwijzer, streektaalfunctionaris, gezicht
Huus van de Taol
Jan Germs is onvermoeibaar pleitbezorger van de Drentse
streektaal. Hij geeft les, ontwikkelt projecten, geeft lezingen, trekt aan de
touwtjes bij de provinciale streektaalorganisatie Huus van de , Taol in Beilen
en schrijft.
Begin deze maand verscheen van zijn hand lemen met edik
‘vangen, een verzameling korte verhalen in het Drents.
Door Joep van Ruiten
Odoorn
“Ik ben opgegroeid op een boerderij in Odoorn. Mijn
pap komt uit de Veenkoloniën, mijn mam van het zand. Omdat taal van moederskant
‘„Wordt bepaald, spreek ik dus zand-Drents. Mijn opa en opoe Âran moederskant
woonden ons in de boerderij — die spraken ook zand-Drents. Als kind is het mij
nooit opgevallen dat mijn vader een ander Drents sprak dan mijn moeder. Hij
sprak zoals-ie sprak, dat was gewoon zo. Er was in het dorp maar één taal:
Drents. Alleen tandarts De Graaf, dokter De Jong, de burgemeester en de familie
van Emmy Mars die spraken Nederlands. Toen ik naar de lagere school ging, we
hadden geen kleuterschool, kan ik niet anders dan Drents hebben gesproken.
Meester Van Es heeft mij Ne’Aerlands geleerd.”
Hbs
“Op de hbs in Emmen ben ik, zeker in de
beginperiode, stokongelukkig geweest. Dat had met de taal te maken. Ik had echt
het gevoel dat ik in een klas kwam waar ik niet werd verstaan. Op de hbs werd
mij • duidelijk dat Drents niet overal gewaardeerd werd, dat je er dan niet bij
hoorde. Toen ik een keer tot op de draad nat met de fiets op school kwam, mocht
ik bij de ouders van Wiebe droge kleren halen. Wiebe woonde in de buurt, zijn
vader werkte in de ploegendienst bij de AKU. Toen zijn ouders de deur open
deden, bleken zij hetzelfde Drents te spreken als ik, zo plat als het maar kon.
Maar Wiebe, die snertvent, deed altijd alsof hij mij niet verstond, net als al
die andere leerlingen die thuis ook gewoon Drents bleken te spreken. Als er een
reünie van de hbs is, ga ik er niet heen.”
Voetbal
“Op mijn zestiende droomde ik ik ervan
profvoetballer te worden. Ik speelde op het middenveld in het eerste elftal van
VV Oring. Niet op het niveau van Cruijff, maar ik schopte er wel een paar in.
Door mijn knieën is het niks geworden. Ik ben eerst aan mijn ene knie
geopereerd, toen aan de ander en daarna te snel weer gaan spelen. De medische
begeleiding deugde van geen kant en mijn knieën waren gewoon zwak. Genetisch
bepaald waarschijnlijk; mijn vader had het ook. Vreselijk jammer — ook omdat ik
die liefde voor sport met mijn vader deelde. Toen kreeg ik het aanbod
jeugdtrainer te worden. Dat wilde ik wel. Dingen overdragen heeft mij altijd
getrokken.”
De Dobbe
“Ik heb 27 jaar lesgegeven op basisschool De Dobbe
in Gasselte. Met zielsveel plezier. Ik geloof dat ik echt een lesboer ben
geweest. Heb nooit directeur willen worden of zo. Wel in de ouderraad en medezeggenschapsraad,
of een dag in de week wat anders doen, maar altijd met kinderen willen werken.
De behoefte om een andere school te zoeken, is niet groot geweest. Nu zitten ze
te springen om leerkrachten, maar er is ook een tijd geweest dat alles vol zat,
behalve Dronten en Almere. Nou, daar hoefik niet zo nodig heen, dan blijf ik
liever in Drenthe. Gasselte is een prachtig liberaal dorp. Je kunt gerust er
een keer een glas te veel drinken op het terras, ofje haar oranje verven,
niemand die daar moeilijk over doet.”
Schoolkrant
“Eigenlijk ben ik het Drents ingerold. Ik was actief
bij de carnavalsvereniging in het dorp, hield toespraken in het Drents, schreef
stukjes in het Drents in de schoolkrant. Iemand adviseerde dat ik ze moest
opsturen naar het Drentse Boek. Ik werd gevraagd nog wat te schrijven. Toen ben
ik een docentencursus gaan volgen. Van de spelling wist ik niks. Ik had geen
idee wanneer je een o of a moest schrijven. Ik was een lezer, geen schrijver.
Nu heb ik vijf boeken geschreven: twee fictie, drie non-fictie. Als ik
schoolmeester was gebleven dan had ik nooit zoveel geschreven. Ik ken mezelf
goed genoeg: ik ben geen Harry Mulisch en ook geen Gerard Stout. Ik heb geen
pretenties. Ik schrijf vertellingen en ik geef graag een lezing.”
Taaltaliban
“Mensen denken wel eens dat een
streektaalfunctionaris er op uit is iedereen Drents te laten spreken. ‘Daar heb
je de taaltaliban ook weer’, zeggen ze dan. Onzin. Ons motto is ‘Drents praten
waar je kunt, Nederlands praten als het beter is.’ Toen ik nog voor klas stond,
sprak ik met ouders van kinderen Drents als het kon. Op een gegeven moment
kregen we een asielzoekerscentrum bij Gasselte en tegen ouders van
asielzoekerskinderen heeft het geen zin om Drents te praten. Het gaat om de
communicatie. Je moet mensen niet uitsluiten.”
Aflopende zaak
“Natuurlijk weet ook ik dat de strijd om het Drents
te behouden op den duur verloren wordt. Ooit gaat het Drents op in een groter
geheel en dan blijven alleen regionale accenten over. Het is nu eenmaal minder
belangrijk dan het Ne- derlands, net zoals het Nederlands minder belangrijk is
dan het Engels. Als je als streektaalfunctionaris alleen wilt behouden, heb je
een grote kans dat je gefrustreerd raakt. En ook ik heb goede en slechte
momenten. Maar het gaat er om dat je je cultuur doorgeeft en dat je het mooie
van die taal laat zien. Het behoud van het Drents is maar één kant van de
zaak.”
Gezin
“In verplicht
Drents geloof ik niet. Wel in extra aandacht. Ik geloof dat het goed is voor de
taalontwikkeling van kinderen als naast het Nederlands ook ruimte is voor het
Drents. In mijn eigen gezin is het niet helemaal goed gegaan. Mijn vrouw en ik
werken. Toen de kinderen klein waren,
hebben we gebruik gemaakt van een oppas die Nederlands sprak met onze kinderen,
en ze ook voorlas in het Nederlands. Mijn oudste kan nu Drents lezen, die leest
ook mijn boeken. Maar de twee jongsten kost het teveel moeite. Die hebben dan
al gauw zoiets van: ‘Nou pa, vertel maar gewoon wat er staat.’ Toch
jammer.”