Deining in Drente: Onderonsje

Naarding schreef
zelf Vosbergenspelling

Drentse verwarring
over dialct en literatuur

Altijd weer blijken vraagstukken, dic samenhangen met de
spelling van een taal en met spellingswijzigingen vooral, aanleiding te geven
tot de meest wonderbaarlijke discussics. Mensen. die er anders toch wel iets voor
over hebben om voor redelijke wezcens door te kunncn gaan. verliezen al te
gemakkelijk hun verstand. als zij zich in zulke discussies mengen. Daarover
kunnen wij in Nederland, waar zich op dit gebied zo nu en dan het een en ander
afspeelt, een woordje meepraten. Maar het is niet alleen de spelling van het
Nederlands, die vreemde hartstochten in sommige Mensen losslaat, ook de
schrijlwijze van het Fries of van de Nederlandse dialecten is in staat af en
toe gevaarlijke gemoedsbewegingen te wekken. Juist in de laatste tijd is dat in
Friesland, waar met zedr redelijke argumenten door een groep deskundigen den
vereenvoudiging van de historisch moeilijk gegroeide Friese spelling gepropageerd
wordt, weer in alle duidelijkheid gebleken.

Heel recent is in onze eigen streken het „rumoer om
Naardings gedichten zoals de Drentsche en Asser Courant van 16 maart het noemt,
een rumoer, dat veroorzaakt is door de Vosbergen-spelling. waarin hei boek
gezet werd. Met de nodige tegentin en overtuigd van bet geringe succes dat het
uithaalt. voldoe ik echter toch aan het verzoek van de Winschoter Courant om
over deze uitgave en de rebruikte spelling iets te zeggen, omdat door dc heer
Jan Weggemans middels een ingezonden stuk in die’elfde Drentsche en Asser
Courant het Nedersa.ksisch Instituut van de RUks in Groningen op een wat
bevreemdende manier in het geding gebracht is.

Aanval

Het bedoelde stuk van de heer Weggernans is niet op de
eerste plaats een bespreking van Naardings gedichtenbundel, het is een aanval
op de van de Winschoter Courant. de heer
Simon van Wattum, van wie de heer Weggemans veronderstelt, dat hij onder het
pseu

doniem “Grunneger”„
zich in zijn krant teveel met de Drenten bemoeid heeft. De heer
Weggemans geeft er trouwens wel blijk
van dat hij met een aantal zaken slecht bekend is. Zo was de heer Van Wattum
tot I januari j.l. in dienst van het Nedersaksisch Instituut, sedertdien is hij
echter hoofdredacteur van de Winschoter
Courant. Over de vraag of Simon van Wattum in staat is in het dialect te
schrijven, hoef ik van deze plaats niet
nader in te gaan. Hij werd voor zijn gedichten
in het Gronings, door de S(tad Groningen onderscheiden met de Hendrik de Vries
prijs. Het is, zacht gezegd. merkwaardig, dat de heer Weggemans literaire
gebrek aan liefde voor de streektaal en onbekendheid met de
streektaalliteratuur bij Van Wattum veronderstelt. Hij kent het werk van Simon
van Wattum blijkbaar niet. Dat werk had in dit geval ook helemaal buiten
beschouwing moeten blijven. dunkt mij. „Grunne• ger” tekende in zijn
rubriek in de Winschoter Courant op felle wijze protest aan tegen een bepaa.ld
soort van dialectliteratuur. tegen die schrüverij in de streektaal nml. die
haar succes haalt alleen maar bij de gratie van het dlalectgebruik. Hij is niet
de eerste. die terwiLle van het bestaan van de dialectliteratuur op zichzelf
tegen zulke schrijverij protesteert. eigenlijk waarschuwt. want een op dit punt
vertrcebeld inzicht maakt een snel einde aan het bestaan van alle
streektaalliteratuur.

Het trekt die literatuur afdoende in het dodende
isolement van het gezellige orderonsje, dat een aantal jongeren, waaronder
Simon van Wattum, gehoopt hadden te doorbreken. Een bespreking van Naardings
bundel door Bart Veenstra in het Nieuwsblad van het Noorden is van de sfeer van
dat gesloten onderonsje en wordt in zijn geheel bepaald door het verlangen die
geslotenheid zo streng mogelijk te bewaren.

Dialectliteratuur. die niet buiten de beperkte kring van
de dialectgemeenschap kan of mag werken, is geen literatuur. Op zijn best is
zij genoegliike schrijverij. ter verpozing van kring van goedwillender, dus ………………….

venuit ook altijd nog een functie in ziehzelf. Het is
spijtig, dat Veenstra op dit stuk van zaken niet kritiFhe stelling heeft
gekozen tegenover het werk van Naarding, dat nu voor het eerst in ruime omvang
bij elkaar staat en daardoor overzien kan Hij heert zich daarentegen in zijn
bespreking jammer genoeg bepaald tot een kritiekloze en zich geheel verloren in
onzakelijke aanvallen op en spelling, die er eigenlijk niet toe doet. d.w.z. in
het afwijzen van zg. „vremde smetten’

„Dialektstukkies”

Hecl wat Cigcr dan Veenstra maakt Weggemans het in zijn
verdediging van Drente en de Drenten tegenover „Grunneger”, die hij met
Van Wattum gelijk stelt. Veenstra heeft waarschijnliik wel begrepen, dat het
zin kan hebben de werkingsfeer van de dialectliteratuur te willen vergroten,
ook al wijst hij de poging in het on derhavige verband van de hand. Weg gemans
plaatst zich geheel op het standpunt van de onmondige lezer, die alles slikt,
wat hii gedrukt voorgezet krijgt, als het maar geen enkele inspanning vraagt.

Daardoor verwart hij op een hopeloze manier taal en
spelling, en woordbeeld. klank en teken.
Wat een dichter bewegen kan in zijn zorg om het gedicht, of met axiere den, wat een waarachtig schrijver noopt
afstand te nemen van alle verij om zijn
werk te maken tot “literatuur”. kan Weggemans niet navoelen. Hij is nooit
verder gekomen daa tot het lezen van „dialectstukkies”, zoals hij dat noemt.
Daardoor zal het ook wel komen, dat hij bet verschijnen van een paar bundels
heel wat hoger aanslaat dan het schrijven van enkele goede gedichten. In zijn
opvatting telt de kwantiteit meer dan de kwaliteit. Het is het oude en
langzamerhand zo afgezaagde liedje: wat in de streektaal geschreven wordt, hoeft
niet op kwaliteit geproefd te worden, want wat doet het er toe.

Naarding de eerste

Maar die spelling, de Vosbergen- spelling, want daarom
draait bet dit keer allemaal. Over de literaire kwa• liteit van Naardings werk
maakt zich blijkbaar niemand maar een enkele gedachte.

Naarding was een van de ontwerpers van de
Vosbergenspelling. Hij was dc eerste. die er een propagandistischc beschouwing
aan besteedde in het tijdschrift ‘t Swieniegeltje. De bundel. dic uit zijn
nalatenschap werd samengestcld door Simon van Wattum en een voorwoord van prof.
Heeroma Ineckrecg – beiden maken deel uit van de rcdactic van de Sasland Riege.
beiden waren met Naarding bij ontwerp en gebruik van dc Vosbergenspelling nauw
betrokken – kon zonder bezwaar die spelling volgen, omdat Naardings handschrift
voor het grootste deel daarin geschreven was……………………

voor een bundeling bestemd en voor. bereid, dus omgespeld
had. Het lag voor de hand, dat voor de uitgave van de bundel in dezelfde lijn
werd voort. gewerkt.

Als nu in Drente gesteld wordt, dat met deze verzameling
niet het waarachtige werk van Jan Naarding werd gegeven – Veenstra in
Nieuwsblad van het of dat deze bundel niet in Drents dialect verschenen is,
waarin Jan Naarding altijd geschreven beeft Weggemans in de en Asser Courant – dan is dat gewoon in
strijd met de waarheid en de geest van Jan Naarding, de bewaarder van bet
dialect Veenstra en tegen de leien, die zouden moeten staven. dat nu juist niet
Naardings werk in deze spelling had moten worden uitgegeven. wat Weggemang
stelt.

Elke Drent. ook Jan Weggemans, die zich opwerpt als de de
verdediger van Naarding als de bewaarder van Drents gemeen cultuurgoed, die zetting van zijn
werk in de Vosbergen-spelling werdt miskend of verminkt, vindt allereerst Jaan
Naarding tegenovere zich.

In de stukken van Veenstra en van Wegeemans is Drente
verdeeid tegen de eigen voor•rnan. niet tegen de revan de Saslaxi-Riege, wat
eens aantomt, hoe zijn moet met de onfeflbaarbeid van aanvœlen. Weggemans’
beveert nrnl. ais Drent te kunnen aanvoelen,
hoe het werk van Naarding had moeten worden uitgegeven

Vosbergen

Bij het ontwerpen van de Vosberger spelling …………………..

het symposion, dat het NedersakInstituut op Vosbergen
organizochten schrijvers en taalkunnaar moge{ijkheden, die de sU-ekliteratuur
uit verschillende Oosten aangrenzende Duitse in al die gebieden gemakkeleesbaar
moest maken. Daarwerden in gezamenlijk overleg aantal tekens. letters
vastgesteld, de verschillende dialectklanken voor allen op gelijke wijze, maar
aan ieders dialect iets te veranderen of tekort te doen, zouden worden
voorgesteld. Nu kan men zeggen, keuze van die tekens niet in algle gevallen
gelukkig was, maar getuigt van ‘weinig inzicht, als men dat door het gebruik
van welk dan ook de taal veranderd wat zowel Veenstra als Weggemans beveren.

De eerste probeert dat nog tonen door twee fragmenten in
verschillende spelling tegenover elkaarte plaatsen. Maar hij toont er mee aan,
hij concludeert alleen dat de Vosbergen-spelling niethet waarachtige werk van Naarding wergeeft. Veenstra komt niet
verderdan de man die bezwaar had tegen een vereenvoudigde spelling van de
Bijvel, niet een andere vertaling, omdat er aan Gods woord geen tittel of jota
veranderd worden mag. Weggemans echter stelt meer dat naardings eigen dialect
verdwenen zou zijn, zijn zuidoost Drents. Vervangen door een ander dialect, een
andere taal, vraag men zich af Maar spelien is toch geen vertalen

Weinig inzicht

De discussie over de Vosbergen spelling, zoals die bij de
uitgave van Jan Naardings gedichten door Veenstra geopend is en door Weggemans werd voortgezet,
is uitzichtloos en onvruchtbaar zo gcecl als iedere discussie over een
schrijfwijze, die met zulke onzakelijke
argumenten en met zo weinig inzicht gevoerd wordt. En dat betreurd worden, wat
men van Vosbergen-spelling ook denkt, om literatuur in de streektaal, om het
van de streektaal zelf en om dat men haar weinige dichters nog toedraagt. Ook als het om strecktaalliteratuur
gaat, en ik zou juist dan, is niet een ieder al genoeg om er het zijne over te
en er het zijne aan bij te dragen

Uit Winschoter courant 18-03-1967

Rel over
Gribbegrap

OP het vorige week zaterdag gepubliceerde artikel
.,Drents onbegrip van Bart Veenstra”, in de rubriek „Op de
gribbegrap” van „Grunneger” is in de NoordOoster en de Drentsche en Asser
Courant gereageerd met een larmoyant stuk onder de vierkoloms kop: Rumoer om
Naardings gedichtenbundel. De kern van het artikel wordt merkwaardigenvijze
gevormd, niet door de mening van de redactie, maar door een in het Drents
geschreven, nogal chauvinistisch en on deskundig stuk van zekere Jan Weggemans,
medewerker aan het Drents Programma van de RONO. Hoewel „Grunneger’ in zijn
rubriek voornamelijk schreef over het beroerde gehalIe van bepaald dialectwerk
en de Vosbergenspelling slechts Ierloops vermeldde, blijkt vooral deze spelling
de steen waaraan Weggemans zich stoot. Over de kwestie van de spelling en de
aantijgingen van de heer Weggemans schrijft de heer H. Entjes, wetenschappelijk
hoofdme dewerker van het Nedersaksisch Instituut der Rijksuniversiteit te
Groningen, op ons verzoek nevenstaand artikel. dat naar ons gevoelen duidelijk
afrekent met een bepaalde provinciale mythologie.

Simon van Wattum
versus Bart Veenstra

SIMON VAN WATTUM, schrijver in het Gronings, medewerker
van het Nedersaksisch Instituut van de Groninger Universiteit. Hoofdredacteur
van de Winseboter Courant en oud-hoofdredacteur van het satirische maandblad
Twijspaalk. beeft op Twijspaalkmanier om zich heen gemept. Alleen — heeft het
nu in de Winschoter Courant gedaan en hü doet net of serieus meent wat hij
schrijft.

Hij mept in het met „Grunnege?’ ondertekende rubriekje
„Op de Gribbegrap” wat wild naar het Nieuwsblad van het Noorden.
WaarschijnliSk zouden we bern wel hebben laten meppen. als het alleen ging over
het beleid van onze krant op het gebied van de streek. taalliteratuur. Simon
wéét namelijk dat het niet waar is wat hij hier over zegt Maar hü doet ook
een lijke aanval. op Bart Veenstra en
gebruikt daarbü een methode, die in het wildste nummer van Twiispaalk uit de
toon was gevallen

Jan Naarding

In alle oorsprong gaat het om een recensie die Bart
Veenstra (schrijver van onze rubriek: „Drenthe in dizze daogen”) over Jan
Naardings bundel „Düàd en en Dròôm” heeft geschreven in het Nieuwsblad van
1 maart.

Veenstra vond het jammer dat deze samenvatting van
Naardings poëzie en proza in de Vosbergenspelling was overgezet.

Hij schreef: „We hebben zo niet het waarachtige werk van
Jan Naarding ontvangen” en vond dat de lezerskring erdoor was verkleind.
(Het kost namelijk wel wat ervaring om de wetenschappelijk ongetwüfeld
waardevolle Vosbergen-spelling vlot te lezen. Ter illustratie —
Vposbergen-spelllng:

Dôôr ‘n rüge rôôz’ er hen kwakt. Gebruikelijke (en
oorspronkelijke) spelling: Deur ‘n roege reuz’ er hen kwakt). Nu is de
omwerking tot Vosbergen-spelling van Simon van Wattum, maar dit feit had de
onder gewone omstandigheden zachtmoedige Bart Veenstra niet genoemd.

Duister

Het is daarom helemaal duister. waarom Van Wattum In zijn
Winschoter zo reageert: „De uit Gasselternijveen afkomstige „schrieverd”
Bart Veenstra (In het burgerleven L. H. Hadderingh geheten en bouwvakker van
beroep) houdt zich niet alleen bezig met het in elkaar knutselen van miserabele
dialectverhaaltjes. Wat, vragen wij ons af, heeft dat „bouwvakker” er mee
te maken? Bedoelt Simon dat je niet over dialectliteratuur mag praten als je
niet bij proft. Heerema bent gepromoveerd? Maar dat is Simon toch ook niet. Hij
zou toch niet op een goedkope en weerzinwekkende manier proberen kritiek af te
doen? Nee toch, Simon?

Provinciaals

Verder vindt Simon van Wattum dat Jan Boer in onze krant
elke week een „ver-benedenmaats,
sentimenteel en provinciaals verhaal publiceert”.

Bart Veenstra schrijft ook zulke verhalen. zegt Simoru
„maar dan nog enorm veel slechter”.

Hü mag ze best slecht vinden. Jan Boer en Bart Veenstra
zullen van zijn oordeel niet kapot zijn. En over de kwaliteit rnag iedereen
denken wat hü wil. Dat is een kwestie van smaak Het gaat niet om tei-

Om feiten gaat het wel als Simon in zijn Gribbegrap zegt:
In Drenthe is aI in jaren niets behoorlijks meer geschreven, afgezien van
enkele gedichten van Hans Heyting. In Groningen hebben de paar jongeren met
talent Ian amerhand de moed opgegeven. n enkele schrijft nu Nederlandg, anderen
publiceren belemaal niet meer. Wie onverdroten voortgaan het niveau van krant
en radio omlaag te halen. dat zijn de zeer middelmatigen. Aan bun goedkope
succesjes bij een vaak onwetend publiek is het te wüten. dat de paar oede
schrijvers moeilijk aan bod onden komen Eigenlijk is het een trieste
ontwikkeling, die de dialectschrijver(j terugdringt in de sfeer van een
gevaarlük soort romantiek.

De vraag lijkt gewettigd of de belangstelling van het
Nieuwsblad niet toch meer de succesjes dan de regio geld’?

Misseliik

Tssjj… zeg je, als
je dat leest. Misselijk van het Nieuwsblad. Het vervelende is dat geen enkele
dialectschrijver door Bart Veenstra Ot Jan Boer uit de krant wordt gehouderu
Waar die schrijvers hun produkten heen sturen. weten we niet. In ieder geval
niet naar het Nieuwsblad. We willen het nog sterker stellen — we hebben
verscheidene dialectschrijvers gevraagd eens wat te sturen. De meesten hebben
beloofd het te doen. Hun eerste stukje moeten we nog zien.

Maar vóór die tijd hebben we meer succes gehad. J. J.
Rietema heeft vele jaren gastvrijheid in onze krant genoten. Zijn „Dagboek van
mevrouw Slapsrna”, gepubliceerd aanvankelijk in het oude maandblad
Groningen en tenslotte lange tijd in het Nieuwsblad. verschijnt — lofwaardige
daad — binnenkort in boekvorm bij uitgeverij Van der Veen in Winschoten, de uitgeverij ook van de
Winschoter Courant. Toen Rietema zün andere rubriek „Braven van Twij
Jannen” beëindigde, verzorgde ene Simon van Wattum korte tijd onze
Groninger rubriek. Daarna kwam Jan Klompsma met zijn „Ons loug”. En nu dan
zijn er Jan Boer en Bart Veenstra

Zëlfkennis

Bart Veenstra heeft ook nog iets op zijn hart over Van
Wattums ontboezeming: „Blif er nog over, waorum Simon van Wattum zo oet de slof
kommen is. Bart Veenstra hef in ‘t Neijgblad wat zegd van de bundel Diid en
Drôôm. Dizze bundel is veurzeen ven ‘t wark van Jan Nearding. de in ’63
overleden dichter. schriever. en groot kenner van Drenthe. De saomensteller is
Simon van Wattum. ‘t Wark van Jan N aardin is in dizze bundel umzet in de
Vosbergen-speliing en daor is elk niet gelukkig met. Ik heb er wat van zegd.
maor zunder drang um Simon van Wattum er bij te haolen ‘t Gung rnü niet um een
of aander of te breken. Zien weerwoord is wel zo schreven. Daor kuw oet
opmaoken. dat ik met mien schrieven krek in de roos scheuten heb. Was dat niet
zo. hie har zuk niet zo laoten gam Now is ‘t wondeliek, dat e mij krek op de
körrei nummen hef. As hoofdredacteur har ik mij ‘n aaner partij zôcht. as ‘n
bouwvakker. Aj gruwelt van miseraobel geschrief. dat enorm ver beneden
ver-beneden lig, (wat ‘n gat) dan zal de ware hoofdredacteur ‘t ver van zuk
hollen, urn er ‘n woord an te verdoon Simon van Wattum l hef er gien last van.
Hje zit zo in de trant van ver-beneden, dat e der zôlf ok maor zitten gaon is.

En ‘t har zo aans kunt. Want der bint meer die de bundel
op de kôrrel nummen hebt. In “De Vakature”,
‘t unnerwiezersblad, hef de heer H. Doedens oet Utrecht, in Drenthe bekend as
de dichter en schriever Harm Drent, de bundel ok anhaold.

De heer Doedens as leraor middel baor Nederlands, as
Drentse dichter en as een, die Naarding van dichtbij kent hef, kan er wat van
zeggen. Dat dôt e ok As ken. ner geeit e der hielmaol deur. En hie verget zôlfs
niet um Simon van Wattum er op te wiezen, dat e bij ‘t umspellen van Naardings
wark fouten maokt hef. De saomensteller hef bliek geven de Vosbergen-spelling
an te hangen, maor niet bij machte um ‘t over te brengen. Dat is nog hiel wat
aans as ik naor veuren bracht heb. Toch hef Si. mon van Wattum nog gien neiging
teunt, um der tegen op te trekken.

Wat liekt ‘t duuster Volk. En toch is der hoop. Simon van
Wat. tum hef zien artikel schreven in de rubriek „Op de Gribbegrap”. Now
weew almaol, dat alles wat wij zeeit as op de gribbegrap gooit wodt As Simon
van Wattum now daorum zien wark in dizze rubriek zet hef, dan is e in een ding
toch ook weer groots; in zôlfkennis. En dat holdt ‘n belafte in veur de
toekomst.” Dag, Simon.