Dichteres Beate Pienter uit de Wijk op de bres voor behoud Drents

‘Een directeur, die plat praat, zou het Drents veel goed
doen’

Door Geke Kiers

DE WIJK — Mogelijk stuit men in de omgeving van
Oosterhesselen, Gees en Zwinderen bij het wandelen of fietsen van de
Poëzieroute op het gedicht van Beate Pienter uit de Wijk.1 Verkeersexamen is
één van de zestig gedichten van Drentse schrijvers, die opgenomen is in de
Poëzieroute van de stichting Hesse- len Cultureel. Een gedicht in het Drents,
temidden van het fraaie Drentse land- schap. Poëtischer kan eigenlijk niet.

Wat beweegt iemand met een naam die zo weinig Drents klinkt
om zich uit te drukken in het dialect. En wat maakt het Drents geschikt voor
haar gedichten? Is het een terugblik naar lang vervlogen tijden of leent het
Drents zich nog steeds voor de tegenwoordige tijd? Met andere woorden: leeft
het Drents eigenlijk nog wel?

Beate Pienter is geboren en opgegroeid in Hooghalen, het
dialect kreeg ze van huis uit mee. Moeder was een Gieterse en vader kwam uit
Groningen, maar groeide op in Meppel. Het taalgebruik uit al die plaatsen is op
haar van invloed geweest. Tot vorig jaar was ze verbonden als dramadocente aan
de Dalton-MDGO in Meppel. Omdat ze gebruik kon maken van een vervroegde uittredings-regeling
kan ze nu al haar tijd besteden aan haar vele interesses en liefhebberijen.

Vervelen hoeft ze zich niet, want het ontbreekt haar niet
aan ideeën en de durf om nieuwe dingen aan te pakken. Eén van haar geliefde
bezigheden is het schrijven. Al jarenlang verschijnen er met enige regelmaat
gedichten van haar hand in de bladen ‘Roet’ en in Oeze Volk.

Wie Beate Pienter hoort voorlezen uit haar eigen werk,
begrijpt uit haar melodieuze zachte stem waarom het Drentse dialect zo goed bij
haar gedichten past. Het is het zachte zangerige dat de sfeer brengt in haar
gedichten. De verfijnde woordkeuze laat de toehoorder meedromen naar de door
haar voorgestelde beelden en de daarmee verbonden stemmingen. En het kost maar
weinig moeite om de wereld te zien, die door haar zo treffend uitgedrukt wordt
in woorden. Laten horen

‘Ik heb ook behoefte om mijn werk aan anderen te laten
horen’, laat ze weten. ‘Het voordragen van gedichten doet me iets. Ik bedoel
dan poëzie, niet prosa. Ook andere dichters hoor ik graag voorlezen uit eigen
werk.’ Haar beeld van de Drent en zijn taal is goed doordacht. ’k Bin maor een
Drent en ik praot plat’ is een stelling, waarmee ze bij mij in de klas niet aan
mochten komen’, zegt Beate Pienter, ‘ik wil er maar mee zeggen dat het Drents
veel van haar waarde verliest door het boertige optreden van sommige mensen,
dat verbonden wordt aan hun dialect. Dat is een verkeerde voorstelling. Ik

hou van Drenten. Van een aantal althans. Ik zie in die
Drenten een ander levensgevoel, heel zuiver. Als ik met westerlingen in
aanraking kom voel ik altijd een soort vreemdheid. Dat zit hem in de grotere
patronen waarin westerlingen denken. De Drent waar ik het over heb heeft oog
voor het kleine. Voor de dingen die echt belangrijk zijn.’

Die Drent komt voor in een gedicht van haar dat in 1991 in
‘Roet’ verscheen.

Veur G.

de leste weken haar e

alles ofhandeld, nog

ien keer rond het laand.

’s Aovends vreug e um snert

en dikke pankoeken.

Hij trouwde de zwangere weduwe.

Ze haar al drei kinder.

Zien kracht was veur beiden.

’s Nachts lagen ze haand in haand.

In de oorlog vleukte hij

de soldaoten, weg van mien

laand. Donnerwetter zee

de officier maor vertrok.

Hij gung dood op de baank

bij zien schoondochter die

veur zoveul dingen bange was.

Achter op zien arf kleurt

de lucht sang en zwart

boven ’t gröslaand.

‘Dat is voor mij tekenend’, aldus de schrijfster. ‘Zo zie ik
het. De man, die op 23-jarige leeftijd met een zwangere weduwe van 27 trouwt.
Iemand die niet bang is voor onbelangrijke dingen. Die het oordeel van anderen
niet schuwt. Iemand die bescheidenheid kent en bovenal echt is. Zo ben ik zelf
niet, hoor’, voegt ze er nog lachend aan toe. ‘Mij ontbreekt het wel eens aan
bescheidenheid.’

Het beeld van het boertje op klompen, dat plat praat, is
volgens haar één van de groot-ste bedreigingeh van het dialect. ‘Niks ten
nadele van de boer natuurlijk’, zegt ze, ‘maar mensen hechten aan status en ze
denken dat hun kinderen beter terechtkomen als ze aan een beeld voldoen, dat
meer naar succes ruikt. Als dialect ook geassocieerd zou wor-den met
bijvoorbeeld een mooie elegante vrouw of van een directeur van een grote
on-derneming, die zich prima verstaanbaar ma-ken in het Drents, dan zou het
weer meer ge-accepteerd worden.’

Herkenbaarheid

Aan ideeën om het dialect weer meer in te burgeren in de
belevingswereld van mensen ontbreekt het haar niet. ‘Regionale televisie,
waarin de eigenheid en herkenbaarheid van het tegenwoordige Drents weer tot
uitdruk-king komt, zou een belangrijke opleving kunnen betekenen’.

Wat dat betreft zou Beate Pienter een goe-de bijdrage kunnen
leveren. Op haar kast-plank ligt namelijk nog een Drentse televi-sieserie, een
Drents filmscenario. Verder heeft ze een idee voor een film, die vergelijk¬baar
is met Heimat, de film die onlangs door de VPRO in een marathonuitzending werd
gebracht. ‘Tja, ik ben ervan overtuigd dat mijn werk goed is. Maar geld is het
pro¬bleem, he?’, verzucht ze. ‘Als er maar iemand zou zijn die er geld in zou
willen steken. Je hebt eigenlijk drie factoren nodig, de schrij¬ver, de kijker
en de geldschieter. En de laatste ontbreekt. Misschien komt dat nog eens. Een
beetje promotie zou goed zijn, denk maar eens aan wat een serie als Bartje voor
Drenthe heeft gedaan.’