Dr. Geert Kocks verlaat universiteit
Van onze verslaggever Piter Bergstra
GRONINGEN/ZUIDLAREN Dr. Geert Kocks, de auteur van het
vorig jaar voltooide Drentse woordenboek, maakt zijn laatste werkweek op de
universiteit van Groningen vol. Op de eerste dag van ‘Meertmaond Dialektmaond’
voegt de 61-jarige taalkundige uit Zuidlaren zich onder het regime van de
regeling voor Flexibele Pensionering en Uittreding.
Kocks zegt zijn laatste jaar op het Nedersaksisch
Instituut te hebben besteed aan het toegankelijk maken voor derden van zijn
Drentse woordmateriaal, dat hij gedurende twintig jaar heeft verzameld, en dat
lang niet allemaal is gebruikt voor zijn Woordenboek der Drentse Dialecten. Hij
vertrekt tevreden en ontevreden tegelijk. Zijn tevredenheid geldt het
woordenboek, omdat hij dat toch maar heeft afgekregen.
Ontevreden is hij over de toekomst van het Drents op het
instituut. Hij voorziet dat daar na zijn vertrek nog maar weinig aandacht voor
zal zijn. Want er komt niemand hem vervangen. “Dr.R.A. Ebeling wordt
volgend jaar 65 en daarmee vertrekt de enige naam: kundige in
Noordoost-Nederland. Dan is er nog maar anderhalve formatieplaats over
voor het Nedersaksisch”. Plaatsen die naar zijn zeggen
zijn voorbehouden aan prof. dr. H.W.H. Niebaum, de baas van het instituut,
(“en die geeft tegenwoordig ook al Middel-Nederlands”) en aan dr. J.
van der Kooi (“Die is algemeen volkenkundige, hij bestudeert net zo goed
sprookjes uit India als uit Drenthe.”)
Dr. Siemon Reker mag op het Nedersaksisch Instituut niet
worden meegeteld, meent Kocks, omdat niet de universiteit, maar de provincie
zijn salaris betaalt. Bovendien ontfermt deze taalkundige zich over het
Gronings, niet over het Drents.
Kocks betreurt de prioriteiten van de universiteit ten
zeerste. “Alle Slavische talen genieten een geweldige bescherming, maar
dat gebeurt ook in Leiden.” Iets wat van het Drents niet gezegd kan
worden.
Prof. Niebaum bevestigt Kocks’ toekomstvisie desgevraagd:
“Het Drents komt voorlopig op de achtergrond.” Het instituut heeft
nog wel plannen met het Drents. Het ontbreekt bijvoorbeeld nog aan een Drentse
taalgeschiedenis en een grammatica. Niebaum zou die graag schrijven, en dan zo
dat ze dicht bij de gewone gebruiker komen te staan. Maar voordat het
geschreven kan
worden is nog wetenschappelijk onderzoek nodig. En dus:
geld. Van de universiteit is dat geld niet te verwachten; vandaar dat Niebaum
het zoekt in samenwerking met de provincie. Een Drentse medewerker op zijn
instituut in de positie van Siemon Reker zou hij ‘het leukst’ vinden.
“Maar dat zit er niet in, want de provincie doet al wat aan het Drents,
die heeft het bureau Drentse Taol.” Niebaum mikt daarom op samenwerking
met deze instelling, die tot taak heeft de gebruikers van het Drents in de
praktijk zo goed mogelijk bij te staan.
Een eerste contact met cultuurgedeputeerde Marga Kool
heeft hij al gelegd. Hij denkt op korte termijn samen met de provincie om tafel
te zitten.
Maar hoe stelt hij zich die samwenwerking dan voor?
‘Drentse Taol’ is immers geen wetenschappelijke instelling? Niebaum: “Dai
is zo. Het onderzoek zou dan onder onze supervisie moeten vallen. Maar het is
nog te vroeg om daarover te praten.”
Overigens bestempelt Niebaum Kocks opmerking over de
Indiase sprookjes van Van der Kooi als ‘een rare uitpraak’, waar niets van
klopt.
De scheidende Kocks zelf denkt dat het voor hem wel
wennen wordt. “Ik ben altijd een geweldig harde werker geweest. Dan is het
wel even vreemd als je ‘s ochtends opstaat en alleen maar vogelnestkastjes
hoeft te timmeren.” Maar zo’n vaart zal dat niet lopen, want hij is
inmiddels begonnen met de omkering van het Drentse woordenboek naar een
Nederlands-Drentse versie, die nog ontbreekt. Maar of dat ooit klaar komt en
hoe het resultaat er dan uit komt te zien? Kocks weet het niet. “Misschien
geef ik het wel uit, bijvoorbeeld op schijf. Maar ik wil in geen geval nog
onder druk werken”, aldus de scheidende geleerde.