Drenten over Drenthe, Dr. Geert van Bunen

Wat zegt het volk dizze weke? Een vraag die: meef dan
dertig jaar geleden in een kadertje bovenaan de Aaatste kolom op de voorpagina
stond van de ‘Hoogeveensche Courant. Onder die vraag stond steevast als
antwoord een puntig aforisme, ook in het Drents en ontleend aan de aktualiteit
van de voorgaande dag.

Dit was een van de aktiviteiten van de dezer dagen
overleden auteur en dichter Lambertus van der Sleen. Buiten zuidwest-Drenthe
was hij beter bekend ondertijn schrijversnaam Bart Van Oosteringh.

Meer dan heel veel anderen was hij heel bewust bezig met
de Drentse taal. Dat blijkt uit zijn medewerking tot kort voor zijn heengaan,
aan het Groot Drents Woordenboek van het Nedersaksische Instituut van de
Rijksuniversiteit in Groningen. Een solistische medewerking, want hij had er
een hekel aan, om in . een groep mee te werken aan een projekt dat hem na aan
het hart lag. “Aj mit meer meinsen bij menare bint, dan wordt er zoveule
onzin ezegd”, placht hij op te merken.

Hij was ervan overtuigd, dat het dialekt, ook het Drents
dialekt, op weg is tom steeds meer een museumstuk te worden. “.Menige
begrafenis op het platteland betehent de uitvaart van een idioticon”
schreef in 1958 de )taalgeleerde J. H. A. Elemqns in zijn “Woord en wereld
van de boer”. Met idioticon wordt een dialekt-woordenboek bedoeld, Bart
van Oosteringh was zo’n wandelend dialekt-woordenboek. Soms heel verrassend
wist hij aan oude woorden en begrippen een nieuwe inhoud te geven In zijn
gedichten heeft hij veel van dat archaïsche Drents vastgelegd, zoals hij het
driekwart eeuw gelegen zelf nog had gehoord van ouderen uit zijn geboorteregio.

Umdat het Dreins oens hoge lig mor niet de volle andacht
krig is dit misschien een kleine wig de Dreinse spraok te steunen.Het dreins is
oenze moedertaol in bliedschop en in zorgen wij vuult meschik oens allemaol in
die spraok geborgen.

Hij is nooit lid geweest van de Drentse Schrieverskring.
Ook daarin was hij een solist. Niet omdat hij bang was voor miskenning of
kritiek, maar wel omdat hij zich in een gezelschap van andere “Schrievers”
onzeker zou voelen en op voorhand niet gekwetst of geïrriteerd wilde worden
door de eerzucht van anderen.

In 1940 trouwde hij met Harmpje Hagedoorn. Zij was het,
die hem stimuleerde en die taalkundig zijn gedichten en verhalen begeleidde.
Langer dan vijfenveertig jaar heeft hij het leven van alle dag vertaald in
Drentse poëzie. Daarbij was hij er op uit, om taaldiamanten te conserveren, die
anders zeker verloren zouden raken.

In zijn gedichten was hij veel bezig met de natuur, met
zijn jeugdherinneringen en de kleine wereld van zijn werk en zijn huis. Daarbij
toonde hij zich een scherp en een beeldend observator. Naarmate hij oude werd,
verdiepte zich zijn werk. Niet alleen de natuur, maar ook de vragen van leven
en dood, het mysterie van het geloof, vertrouwen op God en het waarom van wat
er op de wereld gebeurt, vonden een vertolking, vaak zeer beeldend, in zijn
korte soms heel puntige gedachtenspinsels. Veel mensen, die zijn gedichten op
zich laten inwerken, herkennen daarin iets van zichzelf. Van zaken, die hem
bezig houden, maar die zij zelf niet onder woorden kunnen brengen.

Bart van Oosteringh heeft nooit de kans gehad zich als
literator te ontwikkelen. Hij was vooral een volksdichter, een natuurtalent, te
vergelijken met de bekende Johanna van Buren uit Salland.

Dichten was voor hem een noodzaak, een onderdeel van zijn
leven geworden. Een enkele keer waagde hij zich aan

gedichten in het Nederlands. Maar zijn kracht bleef het
dichten in de spraok van het Olde laand.

Toen in 1953 de watersnoodramp zich voltrok over. het
Zeeuwse land, was het Bart van Oosteringh die heet van de naald een ballade
daarover schreef. Een ballade, die landelijk de aandacht trok en werd
uitgezonden door de NCRV-radi0.

Gebeurtenissen in Drenthe werden door hem gevolgd en soms
dichterlijk begeleid. Toen in 1959 er plannen waren om de Ruiner schaapskudde
wegens gebrek aan geld af te slachten, maakte Bart van Oosteringh een serie
scherpe hekeldichten. Het eerste was “Achttienduzend dribbelpoties”.
Die gedichten vonden in heel Drenthe zoveel weerklank, dat mede daardoor er een
aktie op gang kwam, die 13.000 gulden op bracht, Vol. doende, om de kudde in
stand te houden.

Gedichten van hem werden overgenomen in kerk- en andere
bladen. Hij schreef in het StambladStaatsbosbeheer over de novemberstorm van
1972, voor Unilever en in het blad van de Bescherming Bevolking. Jarenlang
waren zijn gedichten voor de Stichting Opbouw Drenthe het “boegbeeld”
van de jaarlijkse inzameling Oktobermaand – Drenthemaand.

De natuur vond hij erg belangrijk voor de mens. “Ik
hoop in mijn gedichten mijn liefde voor natuur uit te dragen. Als een oude man
sterft en veel geld achterlaat, dan wordt dat al snel opgemaakt. Wie een
gedichtenbundel nalaat, geeft iets mee aan de cultuur dat blijft. Wij kunnen de
natuur niet missen. Misschien kunnen mijn gedichten nu of later die gedachte
overbrengen,”

Deze wens van hem ging in vervulling, toen in 1982 bij de
Stichting Het Drentse Boek zijn bundel “Blossoms in de liite”
verscheen.

Dr. GEERT VAN BUNEN