Drenten over Drenthe

Perspextief was de naam. De naam van een tentoonstelling
die een combinatie behelsde tusen literatuur en beeldende kunst. Een
verantwoord overzicht van 100 jaar Drentse poëzie. 20 gedichten omgezet in
perspexobjecten uitgevoerd door Drentse beeldende kunstenaars. Ik had het idee
aangedragen en kon ook niet bevroeden dat Perspextief uit zou lopen op ‘een
kind van mij’, waar ik gevoeglijk trots op was/ben met de aantekening dat wanneer
ik daarbij niet de steun had gehad van veel mensen en in het bijzonder Nicolaas
Thuys, ik het mooi had kunnen vergeten. Je haalt je overigens wel iets op de
hals. Werkend met meer dan 50 mensen en halverwege het project komt het moment,
en bij elke onderneming gebeurt dat minstens een keer, dat het niet loopt. Een
verzoek om subsidie wordt afgewezen en het ziet er naar uit dat de hele boel op
z’n dinges ligt. De mensen uit je naaste omgeving krijgen te maken met een
getergde ondergetekende die nooit, nooit, nooit meer iets wil. “Ik stap er
uit”. Men wordt er niet meer anders van. De volgende dag begint
ondergetekende, met nog enigszins de dampen in, gewoon opnieuw. Een van de
deelnemende schrijvers aan Perspextief, en wat ik zo heel graag wil is
samenwerken met een beeldend kunstenaar die precies aanvoelt wat ik met
gedichten bedoel. Niets is vervelender dan poëzie uitleggen. 19 kunstenaars
hebben via de Culturele Raad ingeschreven voor deelname aan het project. Ik
blader door de map ‘Beeldende kunst uit Drenthe’. “Nee. Weet ik niet. Wel
mooi. Heeft het niet.” Het alfabet houdt op als ik een foto zie van het
werk van Nicolaas Thuys, beeldend kunstenaar, van origine edelsmid en
sieradenontwerper en docent aan de Academie Minerva in Groningen. Twee halve
cirkels in bol, roestvrij staal 0 40×40. Evenwicht. Dit is het dus. Dan:
Tentoonstellingen in onder meer Tokyo, Oost- en West-Europa, het Stedelijk
Museum in Amsterdam, en hij blijkt in 1972 de Prijs Vormgeving van de Culturele
Raad Amersfoort te hebben gewonnen. Werk is aangekocht door verschillende musea
en particulieren. Ik bel op en hakkel het verhaal een beetje af. Nicolaas Thuys
is afstandelijk en wil eerst wel eens weten wat ik er in poëtisch opzicht van
bak. Ik stuur mijn laatste dichtbundel en verwacht er niets van. Wordt
teruggebeld en een warme stem meldt dat hij het plan ziet zitten. Of ik een
keer langs wil komen om de zaken door te praten. In Eelde wordt de deur open
gedaan door een tengere man die een sieraad op zijn trui draagt. Niks
kunstenaarsgedoe, en na wat aarzelend beginnen blijken we allebei tamelijk
allergisch te zijn voor het woord ‘artistiek’. Aan tafel vertelt hij van zijn
plannen om mijn gedicht De Hitlerring, geïnspireerd op een waterpartij,
gegraven in de vorm van een hakenkruis tussen Norg en Peest, om te zetten in
perspex. Ik hoor nauwelijks Wat hij zegt, nagenoeg geobsedeerd door de
rolvormen op de vloer. Rietje zet koffie. Er worden werkmorgens georganiseerd
bij Wientjes Kunststoffenfabriek in Roden, en ieder krijgt materiaal mee naar
huis om uit te vogelen wat de mogelijkheden zijn van en met perspex. Nicolaas
vraagt of ik naar zijn ontwerp wil komen kijken. Een paar dagen later zit ik
weer aan tafel en kan niets zeggen. Vijf getinte zuilen van verschillende
hoogte, met daarin transparante driehoeken die fragmenten uit het gedicht
tonen. Een grondplaat met een zwart, verstoord hakenkruis. Evenwicht.
Natuurlijk loop ik tijdens de werkmorgens bij iedereen langs. Ook bij Nicolaas
en we zeggen weinig. Hoeft ook niet. Een knipoog en ‘groeten aan Rietje’.
Tussentijdse vergaderingen in het gebouw van de Culturele Raad in Assen en
inderdaad, het lijkt er op dat de klad er in zit. Wat nu? Ik ben het spuugzat
en aangeslagen. Nicolaas pept de duffigheid op door te zeggen dat hij, met of
zonder subsidie, doorgaat. ‘s Avonds is hij aan de telefoon. “Maak je niet
druk joh, het komt wel goed.” Op 24 oktober 1987 wordt Nicolaas 60 jaar en
ik geef hem zonder schroom mijn eerste dichtbundel. Op 1 juli 1988 komt hij zo
maar een keer langs en ik krijg het ontwerp van het eigenlijke object. We
pakken het uit, zetten het op tafel en doen het voorzichtig terug in de doos.
Het verhuist naar boven “voor als ik een. ander huis heb”. We zitten
de hele middag te praten over het vak en ik kom te laat tot de ontdekking dat
ik geen thee heb gezet. Hij lacht. Evenwicht en ‘groeten aan Rietje’.
Natuurlijk kwam het goed. Op 8 oktober is de perspresentatie van Perspextief en
alle problemen zijn de wereld uit. Op 10 oktober wordt de zaak officieel
geopend in het Koetshuis in Roden. Op 13 december van dat jaar komt er alsnog
subsidie, en Perspextief blijkt een succes waar we allemaal blij mee zijn. Het
contact met Nicolaas blijft. We bellen elkaar en soms praten we bij. “Ja,
ik kom gauw weer eens langs en groeten aan Rietje”. Nu had 1989 in sommige
opzichten iets beter uit kunnen pakken en het blijft er bij.

Eind juli belt Rietje en Nicolaas is ernstig ziek. In
oktober rijd ik naar Eelde en ben, net als de eerste keer, wat aarzelend. Een
broze man in een blauwe trui in de kamer. Er is niets veranderd. De stem en hij
glimlacht. Opnieuw de rolvormen op de vloer. We drinken koffie en met z’n
drieën praten we niet over kunst. Zaken over leven en dood worden bij de naam
genoemd en ze brengen me samen naar de auto. Evenwicht. Bij het afscheid weten
we dat het de laatste keer is. Ze wuiven me na. Op 25 november 1989 is de
afsluiting van Perspextief in het gébouw van de NAM in Assen. Vijf dagen daarna
overlijdt Nicolaas Thuys. Veel en veel te vroeg. Pas 62 jaar en nooit meer
‘groeten aan Rietje’. Op de dag van zijn begrafenis is het prachtig weer. Een
indrukwekkende dienst in de Rooms Katholieke Kerk in Eelde. Als we naar het
kerkhof lopen, schijnt de zon en op de baar een rolvorm met een witte roos.
Nicolaas Thuys wist van evenwicht.

JANNIE BOEREMA