Drentse Bartje levend monument

ASSEN – Drenthe heeft er een monument bij. Een levend
monument: het boek Bartje in het Drents. Bijna vijftig jaar nadat de Drentse
schrijver Anne de Vries zijn roman Bartje schreef, is het boek deze week
eigenlijk pas echt voltooid met deze Drentse vertaling. Velen zullen zich nu
misschien afvragen: maar wàs dat boek door Anne de Vries zelf al niet in het
Drents geschreven?
Een logische reactie, maar wel een onjuiste. Logisch
omdat Anne de Vries, die in 1935 Bartje schreef, de dialogen in een soort
Drents heeft geschreven. Maar de rest van de tekst heeft hij in het Algemeen
Beschaafd Nederlands gehouden.
Ook logisch, omdat de sfeer die Anne de Vries in zijn
boek oproept zo door-en-door Drents is. Als het al lang geleden is datje het
boek gelezen hebt, blijft die Drentse sfeer hangen en vercompleet dat het
grootste deel in het Nederlands is geschreven. Hieruit blijkt overigens dat de
sfeer die De Vries in zijn boek geschapen heeft, een duidelijke overwinning op
de taal heeft geboekt.
In 1964 overleed De Vries en een hartewens van hem,
Bartje zelf nog eens in het Drents te zien verschijnen, heeft hij nooit in
vervulling zien gaan. Wél werd het boek in een groot aantal andere talen en in
totaal 25 landen uitbegracht. Vorig jaar echter gaven de erven De Vries de
Drentse schrijver G. Kuipers de opdracht het boek in het Drents te vertalen.
Een opdracht die Kuipers met graagte accepteerde. En hij heeft het heel mooi
gedaan.
Zitvlakje
De taal is directer geworden. Directer in de zin van dat
die nog dichterbij de Drent is komen te staan. Een fraai voorbeeld daarvan
staat gelijk al op de eerste bladzijde waarin De Vries beschrijft hoe de
familie Bartels ontwaakt. Van de zin: ‘Riekje, het zusje, is naar hem toegrold.
Ze ligt bijna dwars in bed, blootgewoeld, de duim in haar half open mondje,
haar zitvlakje stijf tegen Jan aangedrukt’, maakt Kuipers: ‘Riekie, het zussie,
is op hum an rold. Zij lig umtrent dwars in bedde, blootwuuld, de doem in heur
halflosse mondtie, ‘t gat stief tegen Jan andrukt.’
Bij lezing van beide boeken naast elkaar, doen de
dialogen van Anne de Vries wat gekunsteld dialectisch aan. Niet onlogisch
natuurlijk, omdat hij ook niet de pretentie had die in puur Drents te
schrijven. De Vries gaf veel toe ten behoeve van de leesbaarheid voor iedereen.
Zijn uitgangspunt was, dat de lezer in Haarlem, Wassenaar of Amesfoort, Bartje
net zo moest kunnen lezen en begrijpen als een lezer in Wijster, Dieverbrug,
Smilde of Eelde.
Dat het dialect van De Vries wat gekunsteld aan doet mag
blijken als we de zin: ‘„Vragezaad. En as ie de bek maar dicht houden,”
dreigt Bartje nijdig’ leggen naast wat Kuipers daar van heeft gemaakt:
‘„Vraogezaod. En as ie de bek -maor dicht holdt,” dreigt Bartje hellig.’
Bij de vertaling hanteerde Kuipers het Midden-Drents.
Voor anderDrents dialectsprekenden behoeft dit overigens geen enkele
belemmering te zijn. Het leest vlot weg. Zelfs personen die nooit Drents lezen
zouden ‘Bartje, drèentse vertaoling’ kunnen lezen. Achterin het boek is een
uitgebreide woordenlijst opgenomen. Als je er dan echt niet uit kunt komen, kun
je altijd nog opzoeken dat astraant koppig is, diggelgoed aardewerk, grammietig
erg kwaad en joegel slechte koffie.
In het voorwoord schrijft Kuipers tehopen dat „dizze
Drèentse Bartje4 dol-¯ kies in gien enkele Drèentse hoesholding mankeren
zal”. Ik hoop het met hem.
RINUS BOUWMEESTER