Drentse Schrieverskring VEENSTRA Jan Schrijver boos over brief rond interne strubbelingen bij nieuw kunstinstituut D.G.P. 11-05-'93

Drentse Schrieverskring VEENSTRA Jan Schrijver boos over brief rond interne strubbelingen bij nieuw kunstinstituut D.G.P. 11-05-’93
Schrijver boos over brief rond interne strubbelingen bij nieuw kunstinstituut
Jan Veenstra stapt uit Drentse Schrieverskring
HOOGEVEEN — Schrijver Jan Veenstra heeft bedankt als lid van de Drentse Schrieverskring. Veenstra heeft hiertoe besloten naar aanleiding van de brief van de Drentse taalorganisaties, waaronder de schrieverskring, waarin ongerustheid wordt uitgesproken over de interne strubbelingen bij het nieuwe Drents Instituut voor Kunst en Cultuur (K&C).
Veenstra beschouwt de zaak als ‘een storm in een glas water’. Hij maakt een en ander bekend in een in het Drents gestelde briefaan de pers. De betrokken instanties hebben de briefniet gekregen. ‘De instanties kunnen van mij het dak op’ schrijft Veenstra.
Volgens de schrijver heeft de Drentse Schrieverskring zich door het ondertekenen van de bewuste brief ‘voor het karretje laten spannen van een stuk of wat megalomane Drenten, die hun zin niet hebben gekregen’. Verder merkt Veenstra op dat de schrieverskring ‘meejammert in het koor, dat gedirigeerd wordt door duistere types uit de Asser grachtengordel’
Belangenstrijd
Veenstra ziet het conflict binnen het Drents Instituut voor Kunst en Cultuur vooral als een interne richtingen- en belangenstrijd. In tegenstelling tot het bestuur van schrieverskring ziet Veenstra het conflict niet als een negatieve invloed op de Drentse cultuur: ‘De invloed van dit gedoe op het culturele klimaat is nog kleiner dan
een herderlijk schrijven van de paus over het gelachtsleven van zijn volgelingen’. Veenstra erkent wel dat er personele strubbelingen zijn binnen het nieuwe instituut (een cluster van ondermeer de Stichting Kunstzinnige Vorming Drenthe en de Cultrurele Raad voor Drenthe), maar: ‘Het staat mij gloeiend tegen, dat de pakweg 350 werknemers die er bij AVEBE uit moeten, het moeten doen met nog geen tiende van de aandacht die deze operatie krijgt’.
Bemoeienis
Ook maakt Veenstra bezwaar tegen het feit dat de bewuste briefis ondertekend namens ‘de taalorganisaties’. Hij wijst erop dat het tijdschrijft ROET, waar Veenstra als bestuurslid en redacteur aan verbonden is, de brief niet heeft ondertekend. Ook neemt Veenstra het bestuur van de schrieverskring kwalijk dat hij als lid niet is geraadpleegd. Veenstra schrijft verder dat de bemoeienis van de Drentse schrijvers met de discussie rond het nieuwe kunstinstituut afleidt van hetgeen schrijvers zouden moeten doen: schrijven. Veenstra constateert dat het er slecht voor staat met de Drentse schrijverij en daagt de taalorganisaties uit om aan kwaliteitsverbetering te gaan werken. Veenstra besluit zijn brief met: ‘Alsje daartoe niet bij machte bent, is al het gedoe van de taalorganisaties rond dat nieuwe cultuurinstituut het getrompetter van een stervende muis, die tot zijn laatste adem volhoudt een olifant te zijn’.