Drentse vertaling Warenar mist Drentse ziel M.C. 06-03-'94

Drentse vertaling Warenar mist Drentse ziel M.C. 06-03-’94

Drentse vertaling Warenar mist Drentse ziel

De Warenar van P.C. Hooft gespeeld door het Drents amateurtoneelgezelschap van de Stichting KOMT. Regie Felix Troch. Bewerking Jan Veenstra. Maandag 20.00 uur in de Grote zaal van Schouwburg Ogterop.
De emancipatie van de Drentse taal is, zo wees ook de gisteravond opgevoerde toneelvoorstelling van de Stichting KOMT uit, een serieuze zaak. In het dialect weten vele Drenten pas echt lucht te geven aan hun gevoelens en gedachten. De taal waarin men denkt, dient men ook te spreken, zo luidt de door alle acteurs uitgedragen boodschap. Met de eigen taal komen ook de specifieke eigenschappen, gebruiken, tradities, waarden en normen van de dialectsprekers naar voren. Zaken die men koestert of wellicht wil zien ver- anderen. De taal is in die zin de ziel van een bevolkingsgroep.
Voor het eerste stuk dat onder auspiciën van de samenwerkende Drentse schouwburgen op de planken wordt gebracht is een nogal volkse klucht uit de Gouden Eeuw in het Drents bewerkt. Hooft schijnt het op zijn beurt zeer nauwgezet gepikt te hebben van de Romeinse schrijver Platus. Schrijver Jan Veenstra verplaatst het stuk naar een willekeurige Drentse dorpsbrink.
Een vreselijke vrek beschermt zijn pot met geld met ziel en zaligheid. Hij dreigt de meid met de verdoemenis als zij een potentiëIe dief ook maar de geringste mogelijkheid geeft om zijn zuur gespaarde muntjes uit huis te roven. Evenals de meid wordt een ieder die te dicht bij zijn geld komt met argwaan benaderd, en indien de vrek het nodig acht, op traditionele wijze in elkaar gemept.
Erg vrouwvriendelijk is het stuk overigens toch al niet. Buurman Riekelt doet in een niet mis te verstane monoloog een boekje open over het vrouwelijk geslacht. Vrouwen zijn spilzieke kletskouzen die zich, geheel in tegenspraak met de hen door God gegeven geestelijke vermogens en plaats in de maatschappij, onledig houden met politieke vraagstukken en roddels van bedenkelijk niveau. Aangenomen mag worden dat zowel Hooft als Platus het daar roerend met elkaar over eens waren. Het zondebesef en berouw dat door de eeuwen heen de snoodaard op leef- tijd heeft doen uitbarsten in tranen, beweegt ook Warenar ten slotte de totale inhoud van zijn gestolen gewaande pot met gouden tientjes, weg te schenken aan de eerlijke vinder en tevens schoonzoon in spé.
De hiervoor geschetste karaktertrekken en opvattingen waren wellicht vijf eeuwen nog deel van de dagelijkse realiteit. Zij zijn tegenwoordig enigszins in onbruik geraakt. Toen waren. zij blijkbaar voor de Amsterdammer en de Drent even herkenbaar als voor de Romein. Maar wat zegt het stuk de Meppeler toeschouwer anno nu. Hoeveel herkenbaz re eigenschappen, gebruiken, tradities, waarden en normen van het Drentse land liggen verscholen achter het zangerige dialect van de acteurs? Geconcludeerd moet worden dat men de Drenste ziel na zoveel eeuwen niet in een dubbel bewerkt romeins blijspel vindt.
In dat geval kijken we gewoon naar een vermakelijke komedie gedragen door enkele getalenteerde amateurs. Het stuk is in overvloed gelardeerd met koddige danwel bonkige, maar altijd authentieke Drentse woorden en zegswijzen. Eddie Zinnemers
speelt de vrek Warenar met verve. Met zijn opgewonden toontje en hilarische dribbelpasjes zet hij een aanstekelijk personage neer. Een mannetje dat evenwel het bloed onder je nagels haalt met zijn paranoïde gezeur over geld. De waard Kasper wordt door Marjan Buring neergezet met vrolijke mimiek en dictie.
Sommige spelers hebben de neiging om zich wat te veel mee te laten slepen wanneer hun rol ruzieachtig of angst voorschrijft. Het wordt dan wat schreeuwerig waardoor de Drentse teksten minder goed te verstaan zijn. In de traditie van het oud-Hollandse toneel heeft Jan Veenstra ook een bewerking op rijm gemaakt. Dat maakt dat de teksten voor de acteur makkelijker te onhouden en voor de toeschouwer eenvoudiger te volgen zijn. Een aantal acteurs klampen zich te veel aan de rijm vast. Dan wordt het meer een voordracht van poëzie dan het uitbeelden van levende mensen met alle emoties die hen eigen zijn.
BERT JANSEN