Drentse vertellers Mevr. J. Bergmans-Beins Het bloed kruipt waar 't niet gaan kan Drenthe 1956

Drentse vertellers Mevr. J. Bergmans-Beins Het bloed kruipt waar ‘t niet gaan kan Drenthe 1956

Bermans- Beins, Jo het bloed kruipt waar ’t niet gaan kan

Drentse vertellers
Mevrouw J. Bergmans-Beins

Uit de roman van mevrouw Bergmans-Beins: Het bloed kruipt waar ‘t niet gaan kan — is het volgende fragment genomen. Als in veel streekromans gaat het om een „huwelijk met standsverschil”. De uitwerking van het gegeven is echter heel anders dan in de meeste boeken van dit genre.
Ze vult de ketel opnieuw met water om straks „zwienen voor te bruien”en hangt haar over ‘t vuur dat ze „wat” opstookt. Ze zet de turven om en doet er een paar bij. Meteen wordt de keukendeur open gedaan en komt Harm binnen.
„Waor is Wiecher hen?”
„Eem hen d’ winkel, ‘k hadd’ kovvieboonen op.”
„Ik zin hum krek teeg’n komm’n, hie zee, dat hic koek haolen mus.’ ‘
„Koek,” vraagt Fennechien vens•onderd. Ze is al weer vergeten, dat ze maar gauw wat bedacht om Wiecher weg te krijgen. „Koek? O, jao. ‘t Is met
‘t mark aal opgaon met aal die kosviedrinkers.”
„Hie zee, dunkt mij, wat van ‘n traktaosie.’
„Daor wee’k niet van, maor och, Wiecher hef wal ies meer n mal praotien.
Fennechien is wat verlegen. Ze weet niet recht of ze ‘t nu maar meteen zal zeggen of niet. Harm kijkt haar aan en schudt het hoofd. Daar begrijpt hij niets van. Wiecher zegt dat moeder tracteeren wil en Fennechien zegt, dat ze ‘t niet weet. Ze behoeft voor hem niet te verbergen, dat ze zin in een stuk koek heeft, zooveel kost dat niet en hij lust ook wel een stuk.
„As ij zin an ‘n stuk koek hebt, dan mag ik dat wal Iiên. Ik mag ok wal ‘n stuk.’ ‘ Dan ziet hij het leege kopje op tafel staan en vraagt: , Hest ‘n kovviedrinker had?”
,Jao. Klaos zien Hillechien is er west.’ ‘
„Zoo en wat hadd• veur nijs, want Hillechien hef miestentieds wat nijs.
, -Och, nijs aal en ok niet. Hie daacht dat oes Wiecher veur dan wal ies trouwen mueg. En dat heb wij ok jao vaok genogt zegd, dat was gien nijs.•
„Nee, dat niet, maor hie hadd’ er zeker al ien toe?
„Dr wordt zooveul praot en Hillechien wet zooveul. ”
„Wel is ‘t? • • vraagt Harm, die begint te begrijpen, dat er toch wat is behalve „’n mal praotien van Y”iecher”.
„Hoe mien Ij? ”
„Met wel of zie Wiecher op ‘t woord hef. ‘k Heb er nooit van markt, dat hie looperij heft, dò dan wal?”
,.Nee, ik ok niet, maor daorum kun hie joa wal wat op ‘t oog hebb’n. ‘t Is krek mark west en Paosken. Hie kun jao wal ‘n wicht had hebb’n, daor zie wat meer in zagen.
„Dat is zoo, maor ik zul hier in ‘t loeg haost gienent weet’n en in ‘t kaspel ok niet. Wiecher giet niet bij elk en ien.”
„Ik wol ok niet geern, dat Wiecher elk en ien in hoes haolde. ‘t Is mij laank niet net geliek met wel ik hoeshollen moet.”
„.Mij ok niet en ik hoop, dat oes Wiecher d’r um denken zal, wat hie an oes verschuldigd is en zulk niet mistrouwt. Maor daor zul ik ok wal veur waoken. Hie mot zorgen, dat hie zien liek krig.•
„En beetien minder kun ok nog wal,’ ‘ zegt Fennechien, „zien liek vindt hie niet zoo gemakkelk. En as ‘t now tot zien geluk was.’ ‘
„Dat kan nooit tot zien geluk weez•n as hie met zien minderman trouwt. Soort bij soort, daor hol ik van.
,.Now moet ij daodliek niet denken, dat er ‘n scheernslieper in ‘t spul is. D’r zint ok wal goe wichter die gien boerenplaos bezit.”
Harm ziet wantrouwig naar Zijn STOUW en zegt: ,.En wel zee Hillechien now dat • t was?’ ‘
Roelfien . . . dat kunnen ij ducht mij wal haost raon.
„Zoo,’ ‘ zegt Harm, „Rieksen Roelfien? Dat spiet mo.”

Wijlen mevrouvs Bergmans-Beins woonde in Borger. Zij was één van de belangrijkste figuren uit de oudere Drentse schrijverswereld.
Haar roman is origineel in de uitwerking van het gegeven en in het goed gevonden slot. Door haar gevoel voor het occulte zij schreef ook een bundel Drentse Sagen en Legenden werd haar roman niet te naturalistisch. Hoewel het werk stilistisch lang niet volmaakt is, heeft het door haar chologisch en occult vermogen een diepgang, die het werk van haar dorpsgenoot Tiesing mist.
Drenthe is haar zeer veel en zeker een heruitgave van haar roman — verplicht!
HARM WERNERS
Drenthe. – 1956, no 10

“Het Wasschup”
Op vcrzock van dr. Prakke, onzc voorzitter, vcrtcl ik van het bcgin en het opkwcket door mijn zuster, mevrouw J. H. Bcrgnnans-Bcins, van het wasschup, zoal.s het 125 – 150 .)aar geleden gcvicrd werd.
In 1908 kwam Illijn zwager, consul et plvv. afd. consul van dc A.N.W.B., thuis van dc provinciale vergadering te Assen ter voorbereiding van dc herdenking van het 25-jarig bcstaan van dc bond met dc mededeling, dat elke provincie met iets „eigen”zou uitkomen. Wij kozen voor Drenthe een linnenwaget met cen wat oudcrwetsc bruiloft. In samenwerking met meestcr Crone uit Oudcmolet to cren wij ter feestviering in Haarlem: Meester Cronc als „ncugcr” met dc stok met lintjcs, twee mcisjcs en twee jongens uit Oudcmolen en Wij drieën. Dc vrouwlu in cen olderwets pakkien met ooriczer en witte mus, de manlu in oldcrwetsc kleer met halsdoek en hogc zieden pet. zwaaiden met dc wittc buusdock, toen wij zongen :
„Wij zijn allcmaal bruiloftsgasten, Faldcraldcricrc, falderaldcrarc”.

Dc groei op de voet volgen, is mij niet nwgclijk, ik doc grepen uit het verloop, dai. steeds voortschrced. Door haar „nao-kieken”
door verhalen van ouderen, die mijn zuster als geen andere „an ‘t praoten en vertellen”kon krijgen, door het opsporen van oude prenten wcrden dc klcren steeds volmaakter en dic ze nog hadden, leenden ze graag: Dat was jao zo mooi, zo oet d’olde tied”
In 1913 op het Vaderlands Historisch Volksfeest in Arnhem drocgen dc vrouwen de witte doek, het schoet, de beugeltas; de mannen de hoge zijden hoed. Het bruidshoedje kreeg een eerstc prijs.
Het Landbouwfee.st in Assen (1920) zag dc stoet in vcrsicrdc linnenwagens komen aanrijden. De bruidegom kreeg de versierde pijp. Dc vrouwen hadden in dc beugeltas het pcpennunt- en loddcrcindcuzien. Dc mannen droegen dc kortc klapbroek en vrouwen en mannen witte hozen. Uit heel Drenthe deed in 1913 en 1920 de bloem van jongedochteren jongelingschap mee.
Voor het Internationalc Antropologencongres in Gieten in 1927 waren alleen Bôrgcrders op ‘t wasschup.
„Dc kindcren zingen als spelletje „Kom tecren mij het rcfrcin: „Traliercgien, tralaregien, Jan Hadders slap bij Maarchien”. Dat is vast een bruiloftsliedje met dansen gcweest”, ontdcktc mijn zuster. En inderdaad toen Jan Haddcrs uit Valtc jaren gcleden met Marchien trouwde, was dat gezongen en gedanst, wist ze gewaar tc worden. Ze trok naar Jongcpicr, dansleraar in Assen, en met haar gegevens en zijn danskennis werd dc dans weer terechtgebracht.
Dc oude toespraken vond ze terug. Olde liedcren wcrden opgediept uit oudc gchcugens. „Maar niijn zin dic wil ik voltooien, Maar liiijn zin, dic wil ik voldoen”.
Ook lueer dansen wcrden weer levend: „Ik

heb vannacht gcpicrewicreweid al met cen boerenmeid”.
Kinderen „strci(lcll dc bruud met have r en kruud”. Dc bruidegonù gooide eenten uit.
De pijp werd met de toespraak aangeboden : „Geachte Jongeman, ik ben cr toe genegen.’ ‘ De neuger kwarn: „Gociendag in hoes”; de bruid werd vanaf het inspan met toepassclijkc woorden opgeëist; de pankoek.sjongs verschenen met pannekock en koffiepot.
Met dr. Poelman, Rijksarchivaris in Assen, besprak nlijn zuster alles, want zc wildc het historisch juist hebben en dat werd het * ) .
De kern bleven Borgerders, die op verzoek o.m. trokken naar dc A.N.W.B.-feesten in Zuidlaren, naar de Dota in Amsterdam, naar het 40-jarig regeringsjubileum van H. M. Koningin Wilhelmina.
Vcrd uit cen Drents dorp haar om cen wasschup gevraagd dan was steeds haar opzet allen zoveel mogelijk uit de plaats zelf. (Norg, Hollandscheveld, Zuidlaren, Emmen) onder haar leiding.
Dc deelncmcrs uit dc plaats zèlf om de belangstelling in het cigenc zo hoog Inogclijk op te voeren.
In 1947 vroeg de K.R.O., die provinciedagen gaf, haar op dc Drente-dag cen wasschup te verzorgen in Emmen. De gemeentesecretaris (de stoet wandelde ook naar het gemeentehuis) bracht mijn zuster wanne hulde voor al haar werk en toewijding door dc jaren aan het Oud-Drentsc was.schup oeercven.

Het is het laatste wasschup onder haar leiding geweest.
Vries, 22 september 1958S. J. A. BEINS
) Januner, dat Inen bij (Ic heropvoering in Borger in septe:nber 1958 het historisch juiste van het wasschup uit 125 – 150 jaren terug verzaakt door het inlassen van gedichten uit ± 1920