'Een feestelijk starfgeval' van Klaas Kleine Hoe verbouw ik mijn huis D.G.P. 19-04-'91

‘Een feestelijk starfgeval’ van Klaas Kleine Hoe verbouw ik mijn huis D.G.P. 19-04-’91

‘Een feestelijk starfgeval’ van Klaas Kleine
Hoe verbouw ik mijn huis?

En wie bin ik? Een geflipte bouwvakker die escheiden is van zien net zo geflipte vrouwe. Een kerel die tegen alles en iederiene anschupt as het um het verleden giet en die teglieke hum as een heremiet terogge trekt in dat verleden umdat hij het leven vandaag an de dag niet zet zitten. Een keerl die het ofleggen mus tegen een gejurkte en asmatiese Indiër en daorumme een nei leven begunt, mar dan zonder al dat volk dat het leven in de wiere brengt.
Aan het woord is Nico Smalholt, het centrale personage en de verteller in de novelle ‘Een feestelijk starfgeval’ van Klaas Kleine.
Dat zijn dodelijke woorden. Dodelijk voor de literatuur, dodelijk voor de taal. De taal die zo meeslepend leugenachtig kan zijn, teruggebracht tot een akelig soort naturalisme. Uit onmacht, zo mogen we vermoeden, want nergens blijkt dat Kleine de macht bezit zich te bewegen in de ruimte die boven de taal staat, de ruimte waar een vertelling ophoudt en literatuur begint.
Door Jos Visscher
Ook het personage laat al niets te raden over. Een vervelend mannetje die Nico Smalholt, van begin tot eind en in dubbele betekenis. Een ééndimensionaal personage als spreekbuis van een schrijver die nauwelijks verhuld zijn eigen quasi-wijsheden etaleert. Filsofietjes van de koude grond, dun als krantenpapier. De ik-vorm schaamteloos misbruikt: niet de gebeurtenissen, de mensen of de dingen om hem heen vertellen ons het verhaal, maar Nico Smalholt zelf. Wat heet: hij blaft ons toe met opgeheven vinger.
Het raamwerk van de novelle deugt, dat wel. De elementen kloppen en prikkelen. Nico Smalholt vestigt zich in een huis in een klein dorp waar zijn eigen verleden nog spookt. Een ballingschap in het hol van de leeuw. Zijn vrouw Katja heeft ‘m ingeruild voor de Bhagwan (vandaar het oranje omslag van het boek) en sindsdien is Nico er niet bepaald vrouwvriendelijker op geworden. En dan is er nog de geschiedenis van Katj a’s ouders: een vader bij de NSB en een moeder die het in de oorlog met de dominee zou hebben gedaan. En laat nu uitgerekend tegenover Nico’s huis de kerk staan met de pastorie waarin dat laatste zich heeft afgespeeld… En dan hebben we het nog niet eens gehad over Leffert Struik en Sent Dekker, waarmee terloops het conflict hereboer-socialist nog even wordt meegenomen, en de in het huis (en het bed) van Nico gestorven vorige bewoner Berend Bos, waarmee het thema dood en vergankelijkheid binnensluipt. De kerk is overigens door brand verwoest en in restauratie. Er loopt een loensende (! ) architecte rond die zich later ingrijpend in Nico’s leven zal nestelen.
Het heeft in potentie iets van Do’nt look now. De film waarin Donald Sutherland als architect in Venetië restauratiewerkzaamheden verricht en de verdrinkingsdood van zijn dochtertje in Engeland probeert te vergeten. Maar het verleden reist met hem mee. Nee, het is er al. Alles valt fabelachtig samen.
Bij Kleine klopt het allemaal wel, maar het valt niet samen. Verleden wil maar geen heden worden. Berend Bos wil maar niet gaan spoken, Katja komt maar niet naar de oppervlakte, de bijbehorende geschiedenissen willen maar geen aansluiting vinden bij de gebeurtenissen nu. De paar aanzetten om verbindingen te leggen, zijn te nadrukkelijk en te doorzichtig om werkzaam te zijn. Gemiste kansen in overvloed.
En er is dan uiteindelijk een voorbedachte truc voor nodig om de plot te redden: de architecte blijkt niet degene die ze zegt te zijn, maar maakt deel uit van de geschiedenis van het dorp en dus van die van Nico. De missing link. Het hoe en wat mag niet worden verklapt, maar er wordt niets aan het toeval en de verbeelding overgelaten.
Dat geldt ook voor Kleine’s eindeloze beschrijvingen van Nico’s werkzaamheden aan het huis. Geen detail blijft ons bespaard. Voor wie met bouwplannen rondloopt is ‘Een feestelijkstarfgeval’ wellicht een nuttige handleiding, maar wie zichzelf graag in literatuur verliest doet er beter aan een wat spiritueler werkje ter hand te nemen.
En verdorie: op de laatste bladzijde wordt 66k de titel nog even verklaard. Door Nico zelf, dat spreekt. De kwelling van jaoren verdwient en de Olde Nico Smalholt mag van mij dood gaon. Een feestelijk starfgeval. En dat moet je Kleine nageven: een personage dat op de laatste bladzijde in twee zinnen zichzelf, de roman en ook nog eens de titel verklaart; dat is een vondst.

Klaas Kleine: ‘Een feestelijk starfgeval’. Uitgave van stichting Het Drentse Boek. Prijs: f 15.