Gerard Stout mogelijk op Nederlandstalige toer

Van onze verslaggever Piter Bergstra

LEEUWARDEN – Dezer dagen verschijnt het derde
Drentstalige boek van Gerard Stout. Het is de novelle ‘Wanda’, een verhaal over
de nasleep van een oorlogsdrama, dat vijftig jaar na de bevrijding nog steeds
niet is vergeten of verwerkt. Met fatale gevolgen, zoals de lezer zal merken.

‘Wanda’ is ondanks de betrekkelijke geringe omvang een
kleine zeventig bladzijdengeen simpel niemandalletje. Het heeft een
ingewikkelde structuur en je schudt het na lezing niet achteloos van je af. Dat
zou ook niet passen bij het onderwerp. Evenmin bij de schrijver trouwens, zoals
al bleek uit zijn vorige jaar gepubliceerde roman (de eerste Drentse)
‘Matglaozen Dreum’ en de daaraan voorafgaande novelle ‘Zwak ies’ (1992). Toch
is Stout wel degelijk in staat tot een luchtig toontje. Dat bewijst zijn
detective ‘Liek in’t veen’, die hij op de plank heeft liggen. Maar dit werkje
zal de lezer voorlopig onthouden blijven, want zijn uitgever, de stichting Het
Drentse Boek, is vooralsnog niet van plan het uit te geven. Stout lijkt daar
niet onder te lijden; zijn tweede roman, die hij inmiddels ook zo goed als
voltooid heeft, gaat hem meer aan het hart. ‘De Minnebrief, heet dit kloeke
boekwerk. Het manuscript is inmiddels door Het Drentse Boek gelezen. Stout had
dit boek liever uitgegeven gezien dan ‘Wanda’. “Het is dat ‘Wanda’ over de
oorlog gaat, anderS was het niet uitgebracht. Het is boven de capaciteit van
het Drentse Boek. Omdat ‘Wanda’ nu uitkomt moet een dichtbundel van Suze Sanders
een jaar wachten” zegt de auteur.

Gelaatstrekken

De woning van de vrijgezel Stout hangt vol helkleurige
schilderijen, waarop niet zel-

den de gelaatstrekken van de schrijver zelf te herkennen
zijn. Hij heeft ze zelf geschilderd en ze hebben een autobiografisch karakter.
Net als zijn boeken, want ook die wemelen van de autobiografische verwijzingen.
Stouts schrijverschap is een

symbiose aangegaan met de schilderkunst; ‘De Minnebrief
zit boordevol verwijzingen naar schilderijen, of beter: Stouts beschrijvingen
van schilderijen verwijzen naar het leven van de hoofdpersoon, een
museumsuppoost. Het boek is genoemd naar een schilderij van Willem Bartel van
der Kooi, een Friese schilder die leefde van 1768-

1836. De toekomstige lotgevallen van dit manuscript zijn
doorslaggevend voor Stouts

Verdere schrijversloopbaan. “Als Het Drentse Boek
niet van plan is het uit te geven, dan denk ik dat ik naar Nederlandse literatuur
ga”, aldus de auteur. Niet uit wraak

of wrok, maar omdat het bloed kruipt waar het moet gaan.

Zijn tien jaar Drents schrijverschap stemmen hem
dankbaar. “Het heeft mij veel erva-

ring gegeven, mijn gereedschap is beter geworden. Ik heb
drie boeken, of eigenlijk vijf boeken, moeten schrijven voordat ik mezelf
schrijver durfde noemen. Ik durf nu mijn hoofd boven het maaiveld uit te
steken. Mijn verhalen zijn gewoon goed, ze passen bij mij. Daar ben ik nu van
overtuigd. Als een ander dat niet vindt, dan

heeft die gewoon een andere smaak. In die zin ben ik nu
onkwetsbaar geworden. Niet dat ik geen kritiek ter harte neem, maar dan gaat
het over de ambachtelijke kant van het werk”.

Gerard Stout schrijft al enige tijd in het Nederlands,
ook al vindt hij dat het Drents hem het beste ligt. Ïk heb vijtien tot twintig
korte verhalen liggen waarmee ik voor de dag durg te komen, en een stuk of
dertig, waar ik eerst nog naar wil kijken.

De eerste stappen naar een publikatie zijn inmiddels
gezet, maar Stout wil daar niet al te veel over kwijt. Dus over naar “Wanda”
Dat zal met serieuze luister het daglicht zien. Op 22 april zal een groepje
literair betrokken – schrijvers, recensenten en soortgelijk volk – tijdens een
lunch in het Schepershoes te Balloo over de toekomst van de Drentse literaluut
praten. Is die er?

Stout: Ik denk dat de dingen gaan zoals ze gaan. Idereen
vindt zijn eigen vorm om z’n gevoelens te uiten. Als dat niet in de streektaal
is. Dan heb je pecht gehad, maar dan is het niet anders. Je kunt se streektaal
wel een beetje stimuleren. Als het boekje van Leon de winter naar alle
leerlingen van het VWO gaat, dan denk ik: Stuur ze in

Drenthe ‘Wanda’ maar. Ik wil de scholen wel langs om de
leerlingen te vertellen hoe het verhaal in elkaar zit en welke emoties erachter
zitten. Laat Het Drentse Boek alle winkeldochters opsturen naar de leraren
Nederlands in de provincie. Doe er een enquête bij, of ze wel of niet aandacht
aan Drentse literatuur willen geven, en of ze een schrijver in de klas willen.
Misschien dat er tien reageren; dan heb je wel tien keer een schrijver voor de
klas. Zo gauw een schrijver een gezicht krijgt wordt het gemakkelijker. ‘Zwak
ies’ kan ik in een uur voorlezen. Dat kan ik ook voor de radio doen. Of voor de
televisie. Dat ik op een enigszins regenachtige, herfstige dag een boswandeling
bij Anloo maak, een beetje mijmerend, met mijn stem op de achtergrond. Zoiets
kunnen Miny Hofsteenge en Erik Harteveld ook doen”.

Hij vervolgt: “En laat Het Drentse boek ook maar
Nederlandse boeken uitgeven.

Suze Sanders of Rieks Siebering kunnen ook goed in ‘t
Nederlands schrijven. Maar dan moet Het Drentse Boek de uitgaven wel mooier
maken dan de serie Koppel-Taol. Maak er iets exclusiefs van. Je hoeft niet de
pretentie te hebben dat je de Arbeiders Pers of de Contact Uitgeverij bent,
maar voor Drentse schrijvers kan het een opstap zijn. En als dat ook nog een
lift geeft aan het schrijven in het Drents is dat mooi meegenomen. Dan zie je
waarschijnlijk dat van de honderd boeken die er uitkomen vijf in het Drents
zijn. In de voetbalcompetitie zie je dat ook. Als er veel op de eredivisie
afkomt trekt het in het amateurvoetbal ook aan”.