'Ik denk dat ik door zou slaan' D.v.h.N. 11-09-2012

‘Ik denk dat ik door zou slaan’ D.v.h.N. 11-09-2012

‘Ik denk dat ik door zou slaan’
Interview Jan Veenstra

Jan Veenstra pleitte deze zomer om Drenthe tot het zuidelijk ommeland van Groningen te maken, te beginnen met het culturele leven. Daarnaast leverde hij een roman af: Here weg, over instinctief geweld en wraak, gesitueerd in de Van Mesdagkliniek in Groningen. Zondag is hij te gast tijdens literair festival Nazomerzinnen in Assen.

Tekst: Joep van Ruiten

Jan veenstra is voorzitter van het stembureau in zijn dop Linde in Zuid-Drenthe. Nuttig en aangenaam werk. En hoewel Linde nipt meer dan zeshonderd inwoners telt, kan het er in het stembureau soms spannend aan toe gaan.
Zoals de vorige keer toen dijkgraaf en voormalig gedeputeerde Marga Kool haar stem wilde uitbrengen. Veenstra stuurde haar doodleuk naar huis. Omdat ze zich niet kon identificeren.
“Zo zijn nu eenmaal de regels.”reageert Veenstra met een blik alsof hij het ook niet kan helpen. ‘Ik ken iedereen in het dorp, als is het van gezicht en toch moet je om een identiteitsbewijs vragem. Omdat er ook mensen uit Ruinerwold in Linde mogen stemmen en die ken ik weer niet. Bureaucratie is lastig: sommige bewoners in het dorp hebben helemaal geen identiteitspapieren.”
Op tafel ligt Here weg, een roman geschreven op basis van herinneringen aan de tijd dat Veenstra als sociaal therapeutisch medewerker in de van Mesdagkliniek werkte. De jaren tussen 1976 en 1982. Veenstra omschrijft de kliniek als een zielelandschap, met dank aan Hella Haasse. Als een omgeving die een diepe indruk maakte, waar hij een binding mee is blijven houden. “Net zoals het karrenpad achter bij de boswal bij Noordscheschut waar we hutten bouwden.”

Hij vertelt over een bewoner die zo tekeer ging in zijn cel dat de stalen deur er bol van ging staan. “Enorme crisis. De regel was dat hij naar de isoleer moest. Uiteindelijk hadden we hem zover, stonden we voor de deur van het hok en moest hij zich uitkleden, zo’n blauwe pyjama aan. Toen was hij wat gekalmeerd en zei ineens ‘zullen we nog even een shagje roken?’ Ik heb met trillende vingers een shagje voor ons gedraaid. Stijf van de adrenaline. Terwijl ik twintig minuten daarvoor niet wist of ik het zou overleven. Zulke momenten.

Voor Here weg kroop Veenstra in het hoofd van een kermisbokser die tbr (in 1988 vervangen door tbs) heeft gekregen na het doodslaan van twee mannen. “De samenleving heeft de neiging om de psychopaat als een dierlijk onmens te zien. Wat het delict betreft, is dat ook vaak zo”, vertelt hij. “Maar daar onheen zijn het aardige mensen, met steeds twee kanten.” Meesters in het manipuleren, om aardig gevonden te worden, om onderliggende gevoelsarmoede te compenseren. Maar ook gewonen mensen aan wie je veel plezier kunt beleven.’
In Here weg leren we beide kanten van de bokser kennen. Maar bovenal een sluimerend wraakgevoel jegens een oudeling die zijn zusje zou hebben misbruikt. Een centrale vraag die Veenstra oproept is in hoeverre we met straffen en behandelen ‘het kwaad’ kunnen beteugelen en verdrijven. “In mijn tijd in de Van Mesdagkliniek ben ik daaraan gaan twijfelen. In de jaren zeventig was het vloeken in de kerk, maar ik zag jongens van wie ik dacht ‘Hier zit iets zo fundamenteel scheef, dat ik mij afvraag of dat ooit wel goed komt. Je kunt het misschien wat afdekken. Of het daarmee ook echt weg is…”

Hopeloos
‘Een jaar geleden zond de NCRV de documentaire Longstay uit over uitbehandelde tbs’ers. Daarin zag ik een man die destijds bij mij in de Van Mesdag had gezeten. Die zei ‘Hier zit ik goed, hier voel ik mij prettig. Ik heb tientallen jaren therapie achter de rug, maar buiten is het mij te gevaarlijk. Of ik ben te gevaarlijk voor buiten. Dat is wat ik aan kan. Het goede van de therapie is dan die zelfgetrokken conclusie. Maar ook de constatering dat de bron van agressie nooit weg is.

Heeft u wel eens wraak genomen?
Nooit in termen dat ik iemand geslagen heb. Het opkomend gevoel van wraak, dat ken ik wel. Maar kennelijk heb ik er zodanig een sausje van beschaving overheen weten te leggen, dat het niet tot fysiek geweld leidt. Mij is niet iets overkomen dat tot heftige wraakreacties zou moeten gaan leiden. Ik ben wel nieuwgierig naar hoe ik er in zou staan als een van mijn dierbaren iets door een ander zou worden aangedaan. Hoe dat werkt. In die zin is Here weg ook een onderzoek. Vanuit de beschaving heb ik een standpunt over wraak. Maar ik realiseer mij dat er vanuit het instinct iets is dat daar dwars tegen in gaat.”

U komt over als beheerst en zachtmoedig. Hoe zou het zijn als die knop weg is?
‘Daar zou ik bang voor zijn, daar blijf ik bij weg. Ik heb naderhand mijn motieven om dienst te weigeren wel eens tegen die lat gelegd. Toen had ik verhalen over Vietnam en het imperialisme. Stel dat ze mij in een tank hadden gestopt. Wat had ik niet allemaal kunnen doen? Ik weet niet of ik de beheerste soldaat zou zijn geweest. Ik denk dat ik, onbewust, geweten heb dat ik mij niet in een situatie moest manoeuvreren waar getraind wordt op geweld. Ik denk niet dat ik laf zou zijn. Ik denk dat ik door zou slaan.

Misschien is dat soms ook gerechtvaardigd.
‘Niet zoals we met elkaar deze samenleving hebben ingericht. Het recht van de sterkste mag niet domineren, dat ontaard in chaos. In morele zin is ‘oog om oog, tand om tand’ verwerpelijk. En moreel is van de beschaving. Maar in instinctieve zin is het er. We moeten niet doen alsof het weg kan. Als alle factoren “opvoeding, sociale omstandigheden, opleiding – redelijk optimaal aanwezig zijn, mag je er van uit gaan dat mensen niet snel tot wraak en geweld overgaan. Maar die factoren zijn niet altijd optimaal aanwezig. Ik geloof er niet in dat we een samenleving kunnen maken waarin dat het geval is. De beschaving is geen oplossing voor alles. Maar we moeten er wel naar treven.
Begin jaren tachtig verruilde Jan Veenstra de Van Mesdagkliniek voor een baan als gemeentevoorlichter in Groningen. Daarna werd hij persvoorlichter bij het Energiebedrijf Groningen (EGD) dat later via de edon zou overgaan in Essent. Toen dat bedrijf samenging met het Duitse RWE zwaaide hij af als hoofd communicatie. Veenstra was toen al actief als schrijver, onder meer van liedteksten, verhalen en ook voor theater – zowel in het Nederlands als het Drents”.

U wilt Drenthe tot het zuidelijk ommeland van Groningen maken.
“Het kan alleen als je de provincies samen laat gaan. Een cultureel akkoord lijkt me bestuurlijk lastig en een soort monstrum. Cultureel hebben de twee provincies veel met elkaar. We hebben een orkest, een theatervoorziening en wat dat betreft zal dat ook wel weer zover komen. Als je naar de media kijkt we kunnen met hangen en wurgen voor beide provincies één krant in de benen houden en we hebben twee regionale omroepen die met het water aan de lippen een minuscuul stukje zendtijd vullen.”
“Het idee is niet puur ingericht op geld. Het motief is de impulswerking. De tijd dat Radio Noord nog voor twee provincies bestond is enorm belangrijk voor Drenthe geweest, ook voor de streektaal. Mensen als Hans Heyting en Max Douwes hebben hun legendarische status niet door hun bundels weten te bereiken, maar door hun radio-uitzendingen vanuit de stad Groningen. Het grootstedelijke hoorde je in de uitzendingen als ruis op de achtergrond. In de stad werd het uiterste van ze gevraagd.”

Daarmee diskwalificeert u dat wat in de regio gebeurt.
“Een groot deel van de cultuur is afhankelijk van impulsen die je moet krijgen. Er zit een groot verschil tussen de prachtige op de natuur geënte gedichten van velen en de veel persoonlijker en gedurfder gedichten van Hans Heyting. Het Drents letterkundig tijdschrift Roet is ontstaan in de stad Groningen. De stedelijke omgeving is gezond en leidt tot een interessanter kwaliteit. Het werkt ook andersom. Een stad die het platteland negeert, mist ook iets. Wie in de stad Groningen woont en nooit een voorstelling van Sjoerd Wagenaar heeft gezien, mist ook iets.

De zuigende werking van Groningen gaat ten koste van het platteland. Het Noord Nederlands Toneel komt zelden in Drenthe. Stadjers komen hooguit tot Schipborg.
“Ik zou er niet voor schromen ze een opdracht te geven. Nu hebben we er geen stuur op. Ik ben al heel lang georiënteerd op Groningen. Ik vind het heerlijk om mij daar door te laten bevruchten. Ik vind het jammer dat er in Drenthe niet meer gebeurt. Elke keer als je in Drenthe kwaliteit wilt maken, moet je de professionals van elders halen. We zijn in Drenthe geneigd te denken in infrastructuur, maar niet in culturele initiatieven. Ik zoek juist de impuls erbij. Als je bijzondere dingen doet, zijn mensen niet te beroerd om naar het platteland te komen. Duizenden gaan naar Shakespeare Diever, ook Groningers. Voor de bijzondere dingen heb je de smeltkroes en impulsen nodig die Drenthe nu niet heeft.