In de Hook van de Haerd Roel Reijntjes 'Iegelkaor' Eerste bundel van Drenthe's beste dichter 17-10-1959

In de Hook van de Haerd Roel Reijntjes ‘Iegelkaor’ Eerste bundel van Drenthe’s beste dichter 17-10-1959

In de hook van de haerd
Roel Reyntjes ‘IEGELKAOR”
Eerst bundel van Drenthe’s beste dichter

Umtoe het Elper Heidehoes,
daor zôt men jaor op jaor
de schrik van edder en van moes
zo’n nu’ vre iegelkaor,

Een ballegie met snoet eran
met stiekels veur ‘t gevaor
och, was ik ok zo’n iegelman. . . .
dan wear ‘k met ‘t Leven klaor.

Kwaamp ien of aander mij te nao,
dan zee ‘k: „mien jong, . de groeten!”
en dee ik net as d’ iegelkaor:
„snoet in en stiekels boeten”.

Die iegelkaor (egelvarken) is Roel Reintjes zelf en die iegelkaor is het motief van zijn leven. Is het daarom een wonder dat juist dit gedicht de opening vormt van zijn eerste gedichtenbundel, die ook de titel „De iegelkaor”. draagt? ‘t Is een bijzonder fraai bundeltje Drentse poëzie geworden, dat J. A. Eerelrnan n.v. te Stadskanaal heeft uitgegeven. De prijs is f 2.50.
Wij zijn erg blij met deze bundel. Ook trots, omdat het Drents dialekt smet deze buitengewone gedichten een bijzonder goede beurt maakt.
Roel Reyntjes is wellicht één van onze jongste dichters, maar stellig is hij de meest bekwame in zijn genre. Een genre, dat iedere Drenth, iedere Nederlander in het hart zal treffen.
Roel Reyntjes is in 1923 geboren in Beilen; hij woont daar nog steeds en tverkt- op het belastingkantoor in Zwolle, waar ze hem „onze literaire medewerker” noemen.
De meesten van ons hebben een grootmoeder gehad, maar de grootmoeder die Roel Reyntjes had, was een heel bijzondere vrouw. Zij was -— het is al jaren geleden caféhoudster in Westerbork. Café Helling was niet zomaar een café; het was onder invloed van de bezitster geworden tot een soort van Roemershuys, zoals men dat in Amsterdam kende in literaire kringen ten tijde van Roemer Visscher. Het waren echter geen dichters maar schilders die aten, dronken, sliepen en debatteerden in het „Hellingshuis”. Franse, Duitse en Belgisch schilders, maar ook bekende kunstenaars als Dozy, Van der Boon en Roessinàh brachten er hun dagen door en gaven aan het oude café een artistieke, en voor buitenstaanders geheimzinnige sfeer. Temidden van deze kunstschilders leefde grootmoeder Helling en ze deed dat met veel plezier, want de kunst van „haar jongens” lag haar na aan het hart. Ze toonde begrip voor haar gasten, die niet altijd over veel muntspeciën beschikten en toch wel belangstelling koesterden voor een kostelijk maal. Toen de dochter van mevrouw Helling de moeder van Roel — ging trouwen en in Westerbork een . woning kreeg, verkocht grootmoeder Helling haar café en toevluchtsoord voor kunstenaars en bracht haar laatste jaren in Beilen door. En juist deze jaren zijn van blijvende invloed geweest op het leven van Roel Reyntjes. Zijn grootmoeder vertelde hem alles over het leven van haar „jongens”en liet hem zien wat ze voor haar gemaakt hadden. (Op het bekende schilderij „De kraamkamer” van Dozy staat bijvoorbeeld de keuken van het Hellingshuis afgebeeld).
Langzamerhand ontwaakte in Roel het gevoel voor de schoonheid, die ‘de schilders jaren geleden hadden ontdekt en die hen inspireerde.
Roel Reyntjes groeide op als een stille en bedeesde jongen, die er veel alleen op uittrok, uren aan de Beilervaart zat te staren in het water en door de bloeiende beemden van Beilen dwaalde. Daarnaast ontwikkelde zich in hem ook het besef van de harde werkelijkheid, die uit cijfers bestaat. En waar kun je voor cijfers nu beter terecht dan op het belastingkantoor? In Beilen begon hij, later was Hoogeveen zijn standplaats en nu is Zwolle al een paar jaar verrijkt met de „literaire medewerker”.
Het stille en nadenkende bleef ook in hem leven en zo af en toe trachtte hij schuchter zijn gedachten aan het voor hem nog maagelijke dichtersper- kament toe te vertrouwen. Niet d ooit iemand daar iets van merkte. St je voor!
Tot op een keer zijn enthousiasme een grote vlucht nam en hij een ge. dichtje stuurde naar het toen pas opgerichte moandblad veur Drentse lezers „Oeze Volk”. De redakteur, Hans Heyting, kreeg het in handen en stond een ogenbik verbaasd.
Het was een gedicht over de herfst en wat Hans Heyting bijzonder trof was de originaliteit. Nu eens geen gezeur over vallende bladeren, verdorde bloemen en afstervend leven, maar iets geheel nieuws. Mooier en gevoelvoller dan tot dusver iemand in Drenthe het gepresteerd had. Het gedicht was geschreven door R. Beiloo, zonder nader adres. Toen kwam er in „Oeze Volk”een oproep: „Wil R. Beiloo zich bekend maken?” Meneer Beiloo deed dat en zo kwam Roel Reyntjes op de proppen. Spoedig nam zijn poëzie een grote Vlucht. Voor de R.O.N.O. werden verschillende gedichten besproken en daarnaast kreeg Reyntjes opdrachten, als het vervaardigen van de Koppermaandagprent en het schrijven van een ballade voor de Landbouwbank in Meppel.
Nu kent iedereen de dichter en wie hem niet persoonlijk kent, heeft wel eens over hem horen praten. Zo gaat dat met dichters, die naam maken. Hij zelf wordt daar niet anders van. Natuurlijk staat hij in het leven, maar als het werk rust, dan is hij weer de iegelkaor, dan duikt hij weg achter zijn eerste ik om zijn tweede ik, de gevoelige dichtersnatuur, te laten spreken.
Die natuur• spreekt van verre reizen, van „Het Aole Boek”en bovenal van Drenthe: „Dat laand met de raand van veen um het zaand, ‘t aole Drenthe, wij holt het in aere!”