In memoriam Bart van Oosteringh (Lambertus van der Sleen) 1912-1993

In memoriam Bart van Oosteringh (Lambertus van der Sleen) 1912-1993

In memoriam
Bart van oosteringh
(Lambertus van der steen) 1912-1993

Dialekten zijn tekenen van tegenspraak geworden. Voorde een zijn zij maar gestamelde uitingen van meer ofm inder zwak ke geesten. Voor de ander talen met oorspronkelijke zeggingskracht, waarmerk van gezond geestelijk leven.”

Een citaat uit de studie ‘Dialecten in Nederland’ uit 1974 van dr. Hendrik Entjes. Het tweede gedeelte van dit citaat is van toepassing op de op 24 augustus overleden Drentse dichter Lambertus van der Sleen. Onder de naam Bart van Oosteringh publiceerde hij in bijna een halve eeuw honderden gedichten en tientallen korte verhaIen.

In het begin heel aarzelend, omdat hij zich onvoldoende geschoold wist, om de taal, om zijn eigen taal, het Zuidwest-Drents, te gebruiken als instrument, als materiaal. Het was onder meer de bekende professor dr. Klaas Hanzen Heeroma (1909-1972), bekend geworden als de dichter Muus Jacobse, die aan het begin van de vijftiger jaren het talent van Bart van Oosteringh onderkende. Heeroma stimuleerde hem om door te gaan, ook al had hij niet meer geleerd dan lagere school en ambachtsschool.

Bart van Oosteringh, die als timmerman een kunstenaar was in houtbewerking, groeide zo ook tot een artiest van het woord. Hij werd, om een oude Drentse uitdrukking te gebruiken, ‘schopper en schriever’. Een gezegde, dat vaak negatief werd bedoeld, omdat daarmee iemand werd aangegeven, die in eigen kring als dominante figuur alles bedisselde. Voor Bart van Oosteringh gold dit in positieve zin. Letterlijk werkte hij met de dissel, de lange steel met het dwars daarop staande bijlblad, om zijn ideeën in hard hout te boetseren. Dit laatste deed hij jarenlang bij de restauratie van eeuwenoud houtsnijwerk in kansels en aan banken in oudere Drentse kerken.

Zijn creativiteit kon hij daarnaast kwijt in het spelen met de taal. Vaak onder het karwei op de steiger kreeg hij invallen, die hij meteen noteerde, om ze later thuis uit te werken.
In zijn gedichten en verhalen hanteerde hij een prachtig archaïsch Drents, zoals hij het driekwart eeuw geleden nog gehoord had van ouderen uit zijn omgeving. Zo heeft hij tientallen kostbare taaldiamanten geconserveerd. Hij was ook zelf overtuigd van het grote belang van het vastleggen van oude woorden en zegswijzen. Regelmatig leverde hij, tot kort voor zijn heengaan, nog materiaal voor het Groot Drents Woordenboek, dat onder leiding van dr. Geert Kocks in de maak is.

Bart van Oosteringh was een solist, die zich vooral thuis voelde in zijn woning ‘In de lijte’ in het Spaarbankbos, even ten noorden van Hoogeveen. Zijn wereld was maar klein. Met vakantie ging hij nooit en op reis gaan lag hem beslist niet. Zijn geestelijke wereld was evenwel groot. Daarin probeerde hij de mondiale aktualiteit te verwoorden in zijn gedichten. Niet alleen de aktualiteit, maar ook de vragen van dood en leven, van het bestaan en het voortbestaan. Vragen, waarover hij nadacht en filosofeerde, als hij dagelijks de dissel hanteerde.
Hij heeft nooit de kans gehad zich als literator te ontwikkelen. Een studie op het terrein van poëzie en proza was voor hem niet wegelegd. Maar als natuurtalent trok hij in wijde kring de aandacht. “Het schiet mij vanzelf te binnen, welke dichtmaat ik moet hanteren. Maanden lang timmer ik alleen. Maar dan opeens schrijf ik na het werk tegen bedtijd in enkele minuten een paar gedichten.”
In 1948 schreef het Drents Genootschap een prijsvraag uit voor een Drents volkslied. Bart van Oosteringh schreef twee liederen, beiden in het Drents. Ze kregen allebei een eervolle vermelding en een is er zelfs op muziek gezet. Dit was het begin van het naar buiten treden van zijn schrijverschap. In 1949 begon hij te publiceren in de Hoogeveensche Courant, Iater ook in de bladen van de Drents-Groningse Pers en incidenteel in Maandblad Drenthe en Oeze Volk.
Daarbij schreef hij zowel in het Drents als in het Nederlands. Zijn vrouw Harmpje Hagedoorn, taalkundig goed onderlegd, was voor hem een formidabele steun in het ontwijken van grammaticale en stilistische valkuilen.

Trots was hij op zijn bundel ‘Blossoms in de lijte’, die in 1982 door Het Drentse Boek werd uitgegeven. Het was slechts een kleine selek tie uit zijn werk. Het loont de moeite om ook uit de honderden andere gedichten en verha Ien, waarvan een deel nooit gepubliceerd is, een keus te maken voor een tweede bundel. Het zou een blijvend literair monument kun nen worden voor een man, die door zijn werk voor veel mensen in Drenthe en daarbuiten veel heeft betekend.