Interview Anne Doornbos Voorzitter Het Drentse Boek 'Romans Daar heb ik geen geduld voor'

Door Martin de Bruin

De vraag was natuurlijk vanzelfsprekend. Waarom ze hem,
Anne Doornbos uit Een, benaderden voor het voorzitterschap van stichting Het
Drentse Boek? “Ze zochten na het vertrek van Rieks Siebering uit het
bestuur een schrijvend bestuurslid. Daarnaast zien ze in mij een bindend figuur
die bovendien door zijn werkzaamheden over voldoende connecties in de politiek
beschikt.”

Doornbos (57) is in het dagelijks leven
gemeentesecretaris van de gemeente Noordenveld. Maar als de gelegenheid zich
even aandient, dat schrijft hij gedichten of korte verhalen. Overigens voor een
cabaretesk optreden op een politieke bijeenkomst of een nieuwjaarsreceptie
draait hij zijn hand ook niet om. “Als het maar prikkelend mag zijn.”

Hij wordt nog steeds aangesproken op zijn optreden vier
jaar geleden tijdens een gewestelijke vergaderingvan de PvdA. Ad Melkert hield
er een gortdroge inleiding, maar het was Doornbos die de kolommen van Vrij
Nederland haalde en door VN—journalist Gerard van Westerloo werd omschreven als
de dorpskomiek van Drenthe. “Ik kreeg het ene na het andere open
doekje.”

Als hij nog eens alles over mocht doen, dan zou hij
cabaretier willen zijn. Want van het schrijven in het Drents kun je niet leven,
zegt hij stellig. Gedichten maken vindt Doornbos leuker dan korte verhalen. Aan
romans begint hij niet. “Daar heb ik te weinig geduld voor. Ideeën blijven
te lang liggen. Wat me stoort is de beeldvorming over gedichten. De mensen
denken: wat zijn nu 14 regeltjes. Je rijmt wat en klaar is kees. Zo is het dus
niet.”

De kersverse voorzitter mag gelijk zijn tanden zetten in
een zware bestuurlijke klus, namelijk het samengaan van zijn stichting met
stichting Drentse Taol in het nieuwe Huis van de Drentse Taal. Een gevoelig
onderwerp, want de fusie heeft zeker in de beginfase nogal wat weerstand
opgeroepen. Doornbos is, daar maakt hij absoluut geen geheim van, voorstander.

“Ik vind het als idee zeer de moeite waard. En we
moeten nu provinciale staten ook geld beschikbaar willen stellen, het ijzer
smeden als het heet is. Hoe je het ook wendt of keert, het samenvoegen van
kleine organisaties betekent continuiteit.

Wat is bijvoorbeeld nu de praktijk? Dat stichting Het
Drentse Boek alleen ‘s ochtends telefonisch bereikbaar is. Bovendien denk ik
dat er binnen het Huis van de Drentse Taal ruimte is voor specialisaties. Er
zijn op streektaalgebied nog zoveel onbenutte potenties. We hebben onlangs
gezamenlijk een verhalenwedstrijd gehouden. 150 bijdragen door 120 inzenders.
Die mensen moet je aan je binden.” Over het Drents als streektaal toont
hij zich realist. “Streektaal staat door de globalisering onder druk.
Hetzelfde kan ik over het Nederlands zeggen. Het Engels rukt steeds verder op.
Als je terugkijkt naar de jaren vijftig en zestig moet je vaststellen dat op de
lagere school het dialect werd afgeleerd. Want dialect zou slecht zijn voor de
taalontwikkeling van het kind. Dat zou dan ook gelden voor de kinderen van
Willem Alexander en Màxima. Die worden tenslotte ook tweetalig opgevoed. Ik
weet nog goed dat dejufmij ooit vroeg: welke kleuren zijn dit? Toen zei ik in
het Drents: groen en bruin, dus gruun en bruun. Nee, zei de juf, je moet netjes
praten. En wat zieje nu anno 2006? Dat de basisscholen lespakketten Drents
aanvragen. Die hernieuwde belangstelling voor het Drents kan ik overigens wel
plaatsen. Het heeft te maken met de behoefte bij mensen aan
kleinschaligheid.”