Jan Veenstra Het enige dat typisch Drents is is de taal verder niets H.C. 09-03-1990

Jan Veenstra Het enige dat typisch Drents is is de taal verder niets H.C. 09-03-1990

Jan Veenstra: Het enige, dat typische Drents is, is de taal, verder niets.

Tekst: Nico Veenstra

Het eerste wat ik doe in een vreemd huis, is de boekenkast bekijken. Bij iemand die ik ken als schrijver, Jan Veenstra, (pas is de novelle Zangeres van zuiver bij de Stichting Het Drentse Boek verschenen), ben ik extra benieuwd wat er in de boekenkast staat. “Dit is ongeveer de helft van wat ik had”, zei Jan Veenstra. “Na de scheiding met mijn toenmalige vrouw zijn er natuurlijk veel boeken in haar richting gegaan. En het valt niet mee om dat kapitaal weer terug te kopen. Boeken inleveren die waarde hebben voor je, was een van de moeilijke zaken bij de scheiding.”
Bij een schrijver verwacht ik niet anders dan liefde voor boeken, en met het onderwerp ‘zaken die verloren zijn gegaan” roerden we direct één van de thema’s aan, waar Zangeres van zuiver over gaat. Daarover straks meer.

Wat doet Jan Veenstra overdag?

“Dan ben ik gemeentevoorlichter bij de gemeente Groningen. Daarnaast gaat bijna al mijn vrije tijd in het schrijven zitten. Toch zou ik meer tijd willen hebben om te schrijven. Verder maak ik deel uit van SONT, de overkoepelende organisatie die zich bezig houdt met streektaal. Ik doe mee in de organisatie van Poetry on the Road. Dat is het gedeelte van Poetry International uit Rotterdam, dat er straks voor moet zorgen dat verschillende dichters van Poetry International het land in gaan. En, het is zo vanzelfsprekend dat ik het gemakkelijk vergeet, ik maak deel uit van de redactie van ROET, het Drentse letterkundige tijdschrijft.”

Hoe kwam je in de redactie van Roet terecht?

“Dat is een heel verhaal. Ik wist niet eens dat het tijdschrft bestond. Ik wist niet eens dat er in het Drents geschreven werd! Op een dag kwam ik ermee in aanraking, ik ben zelf geen dialectspreker van huis uit, maar het sprak me aan. Ik begon zelf wat verhalen te schrijven en stuurde dat naar Oeze Volk. Via Martin Koster, die ook in de redactie van Roet zit, kwam ik tot de ontdekking dat er ook andere dingen in het Drents konden, sterker nog, je kon er literatuur in schrijven. Roet was de tegenhanger van Oeze Volk, wat meer grappen en satire, het Propria Cures in het Drents. Ik stapte over, schreef wat verhalen voor hen en toen ik ook columns voor de Drents Groninger Pers ging schrijven, hebben ze me gevraagd in de redactie te komen.
Dat was toen nog heel amateuristisch. Later werd de verzorging van het blad overgenomen door de uitgever, zodat wij wat meer tijd hadden om echt een redactie te wezen. Zo werk het nu en zo werkt het ook veel beter. Het blad is beter geworden en ziet er ook beter uit.”

Wat wil Roet en wat wil jij met Roet?

“Roet wilde in de eerste plaats ruimte maken ten opzicht van het andere Drents, laten we maar zeggen de lektuur, het dorp, de boeren en de grappen en grollen die uit hun mond komen. Want het beeld van het dialect, de boer en dus grappig kende iedereen al. Roet wilde een eigen spoor volgen, meer de kant van de Drentse literatuur op. Dat vraagt ook een ander publiek. Maar we merken nu dat ons eigen spoor aanslaat. We krijgen meer abonnees en meer aandacht.
Ik wilde natuurlijk in Roet publiceren en wat heel aardig is als je in de redacht zit, je ziet talent. Een redactie van een literair blad, Drents of niet, moet proberen dat talent – als het nog ruw is – te vormen en te sturen.
Je bevindt je natuurlijk in een ambivalente positie. Aan de ene kant ben je handelsreiziger van je taal, aan de ander kant ben je de individuele schrijver. Dat ambivalente vind je ook terug in het polulariseren van je taal. Populair maken is leuk wezen, en als schrijver kwaliteit leveren, zeggen wat je te zeggen hebt, is niet altijd leuk.”

En met Zangeres ben je in de eerste plaats de individuele schrijver?

“Ja, daar probeer ik zonder concessies op te schrijven wat ik te zeggen heb, zonder dat ik rekening houd met wat het grote publiek wil lezen. Ik mag dan het individu zijn, ik wil wel gelezen worden. Het heeft ook alles te maken met het hoofdthema van het boek: overleven. Of dat nu een schilderij laten maken – zoals in het boek – of een boek schrijven is. We proberen in dit leven toch iets achter te laten.”

Hoe is het boek ontstaan?

Het ontstond eigenlijk vanzelf. Ik wilde over het thema ‘overleven’ schrijven. Ik wilde daar wat in grasduinen. Daarom heb ik het ook open gelaten. Een boek met een tragisch einde zou te definitief zijn en het thema overschaduwen. Het verhaal gaat gewoon verder. Een einde met de dood vond ik ook te sentimenteel. Ja, hoe ging het. Ik nam het thema, werkte wat vooruit, wat achteruit, het ging zichzelf schrijven. Opeens was het afgelopen. Ik had nog wat tussen kunnen voegen en dergelijke, maar dat heb ik niet gedaan. Ik heb het zo gelaten.
Het is een novelle geworden, een klassieke vorm en een prettige vorm. Het is niet de uitputtingsslag die het schrijven van een roman wel is. Ik schrijf nogal moeizaam, dus het is maar goed dat het een novelle geworden is. Niet dat ik met tegenzin schrijf, maar soms wil het niet lukken. Dan schrijf ik één bladzijde in een week en dan weer enkele bladzijden in een week.”

Door het open einde lijkt het alsof er een vervolg komt. Klopt dat, een roman bijvoorbeeld?

“Die zal vast wel komen, maar in de verre toekomst. Eerst moet ik een toneelstuk afmaken voor de Drentse Culturele Raad. Dus dat gaat nu voor. Daarna staat er een verzamelbundel op het programma. Die verzamelbundel is trouwens de aanleiding geweest voor deze novelle. Ik zou enkele eerder gepubliceerde stukken verzamelen, met wat nieuw werk erbij. Voor mezelf, alleen oude stukken verzamelen, boeide me niet. De nieuwe stukken die ik schreef vormden de basis voor Zangeres. Dus ik heb de zaken omgedraaid. Eerst kwam het nieuwe werk, nu het oude verzamelde werk. En misschien later een roman.”

Waarom heb je eigenlijk voor zo’n traditionele vorm als novelle gekozen, los van het feit dat je het zo’n prettige vorm vind?

‘Ik wilde het voorzichtig aanpakken. Ik heb nog geen zicht op wat ik kan. Een traditionele vorm is dan de veiligste weg. Ik ben onzeker over hoe ver mijn talenten reiken. Ik wil niet op mijn gezicht gaan. En daar komt bij dat in het Drents iets al snel nieuw is. Er is geen Drentse literaire traditie.

Wij spiegelen ons natuurlijk aan wat er in het Westen gebeurt. Ik ben ambitieurs genoeg om te hopen dat dát wat goed is in het Drents, ook goed is in het Nederlands. Maar dat weet ik niet. Dus ook dan zijn voorzichtigheid en veilige traditionele literaire vormen geboven.”

Je hebt ergens geschreven dat je het literaire bolwerk in het Westen zou willen neerhalen. Waarom is dat?

“Om verschillende redenen. Er is daar meer mogelijk om boeken uitgegeven te krijgen, er is veel meer geld, er zijn meer faciliteiten. Het circuit daar geft je als buitenstaander geen kans om door te dringen to belangrijke personen. Want als je je mansucript gepubliceerd wilt krijgen is het kennen van bepaalde mensen – uitgevers – een voordeel. Maar daarnaast is er ook de Drentse, grofweg noordelijke schaamte ten opzichte van de westerlingen. Dat heeft te maken met ons dialect, en op grond daarvan ontstaat er compititie. Je wilt je bewijzen. Ik in ieder geval wel. Ik wantrouw mensen die zeggen ongevoelig te zijn voor erkenning van westerlingen.”

Voel je je dan niet heel sterk en trots, nu er een boek van jou verschenen is.?

“Natuurlijk ben ik trots. Natuurlijk voel ik me sterk door mijn boek. Het is goed dat het er is, het geeft een goed gevoel, ik moet nu doorgaan. Maar tegelijk maakt het me ook heel kwetsbaar. Mijn boekje ligt daar. Ik heb het gemaakt, iedereen kan het nu lezen en zich er een oordeel over vormen. Ik ben kwetsbaar omdat ik iets neergeled heb waar ik op beoordeeld kan worden.”

Je hoofdpersoon in Zangeres is een schilder, iemand die zich afzijdig houdt van de maatschappij. Is dat ook een deel van jouw karakter?

“Ja, ik ben wel iemand die de neiging heeft zich afzijdig te houden van grote groepen. Bij voetbalwedstrijden kijk ik vol verbazing naar de geestdrift van veel anderen.”

Waarom je in je boek niet bent gaan experimenteren is mij duidelijk. Maar komt er nu een Nederlanse vertaling en ga je daarin wat andere dingen proberen?

“Ja, er komt een Nederlandse vertaling, maar of ik daarin bijvoorbeeld de dialogen in het Drents zou moeten schrijven weet ik niet. Drents, plat en dus grappig ligt op de loer. En voor een hoofdstuk Drents en een hoofdstuk Nederlands naast elkaar zie ik geen reden. Dit ondanks mij ideeën dat een schrijver schatplichtig moet blijven aan het Drents. Mensen die in het Drents ‘groot’ geworden zijn, moeten dat Drents niet opeens loslaten als ze boeken gaan schrijven. Ik vind dat niet eerlijk. Omgekeerd was en ben ik er in Roet een voorstander van om ook in het Nederlands te schrijven. Ik zie daarentegen dat alleen maar Drents niet zo zitten. Sommige schrijvers wel, die gaan dan vaak nog een stap verder. Drents spreken en er meteen karaktertrekken voor ‘de Drent’ aan koppelen, gaat mij te ver. Het enige wat typisch Drents is, is de taal, verder niets.”