Jan Veenstra signeert debuutroman bij !pet H.C. 22-03-2007

Jan Veenstra signeert debuutroman bij !pet H.C. 22-03-2007

Jan Veenstra signeert debuurroman bij !pet

HOOGEVEEN – Schrijver Jan Veenstra uit Hoogeveen signeert zaterdag vanaf 15.00 uur zijn debuutroman De Zomer van ’59 in de boekhandel van !pet aan de Hoofdstraat. Het eerste gesigneerde exemplaar wordt uitgereikt aan burgemeester Willem Urlings. Het belooft een aangename middag te worden, mede omdat Veenstra drie collega-schrijvers meeneemt: Rense Sinkgraven en Tom en Casper Peters. Zij dragen enkele gedichten voor, terwijl Veenstra een fragment voorleest uit zijn roman.

Door Nicole Donkervoort

Jan Veenstra (Noordscheschut, 1951) publiceerde tot dusver verhalen, columns en theaterstukken in het Nederlands en het Drents. In 1997 won hij de SNS Literatuurprijs.
Eerdere boekpublicaties van Veenstra zijn de novelle Zangeres van zulver (1989), de verhalenbundel Die nacht een feest (1998) en Kerels van het Hoogeveen (2006, in samenwerking met de Hoogeveense kunstenaar Gerard van de Weerd). Tevens is Veenstra als columnist actief voor radio en dagbladen. Hij is getrouwd met Marga Kool, eveneens schrijfster, waarmee hij samen optredens verzorgt.
Vierenhalf jaar geleden is Veenstra begonnen met het schrijven van De zomer van ’59. „Een roman schrijven is een werk van lange adem”, aldus Veenstra. „Het is consciëntieus doorwerken aan een idee dat je in je hoofd hebt. Ik kwam met name in de vakanties aan schrijven toe. Soms moest ik mezelf ertoe dwingen. Gaandeweg ging het verhaal echter een eigen leven leiden. Het ging voormij uit lopen, ik moest er soms ademloos achteraan. Het gebeurde in mijn hoofd en ik moest snel typen om het bij te kunnen houden. Dat zijn de geluksmomenten van een schrijver.”
Nadat de eerste versie gereed was, kon het schaven en schuren beginnen. Een hele klus. Veel is in de prullenbak verdwenen. „Dingen die te veel afleidden van het hoofdverhaal en misschien best een idee zouden kunnen zijn voor een nieuw boek”, legt de schrijver uit. „De hoofdlijn is echter overeind gebleven. Ook heb ik me vergewist van kritiek van anderen, waaronder Tom Peters. Uiteindelijk ben ik zeer verguld met het resultaat.” Veenstra’s debuutroman De Zomer van ’59 begint en eindigt in de tijd van nu met een verkiezingsbijeenkomst in De Tamboer in Hoogeveen. Daar doet een van de lijsttrekkers een oproep om de waarden en normen van de jaren ’50 weer te omarmen. Maar hoe idyllisch waren de jaren ’50 nou eigenlijk? De rest van het verhaal is een flashback, die de lezer naar de laatste zomer van dat decennium brengt en wel naar het Noord, een enigszins besloten streekdorp langs de Hoogeveense Vaart. Voor de 17-jarige Hilbrand dient de buitenwereld zich voornamelijk aan via langsvarende schepen, de uitwedstrijden van de korfbalclub en het luisteren naar muziek op de buitenlandse zenders die te ontvangen zijn op dé tweedehands radio van zijn iets oudere kameraad Fokke. Alles lijkt overzichtelijk.
De zomer van ’59 is echter een uitzonderlijke lange en droge zomer, zo droog dat er aan het Noord een schip aan de grond loopt. Met de dochter van de schipper kantelt de tijd. Jan Veenstra schetst de lezer in deze roman, vaak met een ‘monkeling’, het leven van een opgroeiende jongen in een afbrokkelende gemeenschap tegen het eind van de jaren ’50. Warmte, kleurrijke gebeurtenissen en ‘aparte’ dorpsfiguren, maar ook de traagte van de tijd en de verstikkende bemoeizucht. Veranderingen werpen echter hun schaduw vooruit. 1959 is het jaar op de drempel van de nieuwe tijd. Afscheid, in meerdere gedaanten, staat voor de deur.

COULEUR LOCALE
„Ik heb heel bewust voor de omge ving van ‘t Noord gekozen”, vertelt de Hoogevener. „Mijn opa woonde er en als kleine jongen logeerde ik vaak bij hem. Het was een gebied met een zekere geslotenheid. De oude sfeer, die zich in mijn hoofd heeft genesteld, is inmiddels verdwenen, onder meer door industrie en nieuwbouw. Bovendien was ik gefascineerd door de zomer van 1959, die uitzonderlijk warm en droog was. Dat vond ik een mooi gegeven als couleur locale. 1959 was een overgangsjaar, naar een wereld die openging. Dat heb ik geprobeerd te beschrijven aan de hand van twee jongens die de wereld naar zich toe zagen komen. Het zorgde voor nieuwe impulsen in dat besloten streekdorp. Het is daardoor een boek geworden dat voor een deel over afscheid nemen gaat.” Veenstra heeft diverse malen het archief van de Hoogeveensche Courant bezocht, om zeker te weten of zijn herinneringen klopten. Grondig werden de ingebonden kranten uit de jaren ’58, ’59 en ’60 doorgespit. Op die manier heeft hij geprobeerd een zo goed mogelijk beeld te schetsen van die tijd. Inmiddels heeft de schrijver alweer voorzichtig een idee voor een nieuw boek. „Het is nog niet zeker of ik daarmee aan de slag ga, maar het borrelt wel voortdurend op in mijn hoofd. Ik zit te denken aan een familie-epos. Een verhaal over drie of vier generaties binnen een familie. Autobiografisch zal het niet worden, hoewel je je natuurlijk nooit kunt onttrekken aan je eigen indrukken en waarnemingen.”‘lussen zijn vorige boeken zat steeds negen jaar. Volgens Veenstra is dat slechts toeval. „Het had te maken met het feit dat ik het schrijverschap tot voor kort combineerde met een drukke fulltime baan. Momenteel heb ik wat meer ruimte om te schrijven, waardoor een vervolg dan ook niet zo lang op zich zal laten wachten.”