Les 4 Jan Jantines Uilenberg en Bibliografie

Les 4 Jan Jantines Uilenberg en Bibliografie

Jan Jantines Uilenberg.
Jan Jantines Uilenberg werd op 10 maart 1881 geboren te Zuidwolde. Zijn vader, Jan Uilenberg, was hier meer dan veertig jaar hoofd van de lagere school. Uilenberg senior schreef artikelen in de Nieuwe Drentsche Volksalmanak over zijn jeugd (in Sleen), over het onderwijs en over de historie. Ook vertelde hij z T n leerlingen zeer veel verhalen.
Behalve drie zusters en een broer, die niet oud zijn geworden, had Jan Jantines nog twee broers .
In mei 1895 vertrok Uilenberg naar Groningen, om te gaan studeren aan de rijkskweekschool. Hij werd vervolgens onderwijzer in Veenoord (gemeente Sleen), Den Haag en Medemblik. In 1922 keerde hij terug naar Drenthe. Hij werd hoofd van de openbare lagere school en ulo te Smilde.
In het jaar 1930 schreef hij tekst en melodie van “Mijn Drenthe ” (Ik heb u lief, mijn heerlijk landje) en trouwde hij met de veel jongere Catharina Nicolina Rupp (geboren 1 februari 1898 te Arnhem). Het huwelijk bleef kinderloos .
Uilenberg werkte tot juli 1941 aan de school in Smilde. Op (2)9 juli van dat jaar verhuisden hij en z T n vrouw naar de Hoofdweg 247 te Paterswolde .
Vlak na de oorlog moesten de Uilenbergs hun woning tijdelijk verlaten en in 1948 werden de Uilenbergs pensioenrechten vervallen verklaard. Beide zaken hadden te maken met het N.S.B.— lidmaatschap van de echtelieden.
Op 20 januari 1962 overleed Jan Jantines Uilenberg te Paterswolde. Een kleine twee jaar later (7—11—1963) kwam er een einde aan het leven van z’n vrouw.
Voor de oorlog een geliefd voordrachtskunstenaar, na de oorlog verguisd en vergeten: Jan Jantines Uilenberg.

Bibliografie van Jan Jantines Uilenberg.
Verhaten bunde Is:
De Olde jager. Assen, 1939.
In t t schemeruur bij ‘t knappend vuur. Assen, 1943.
Uit ‘ t oude kabinet De bovenste Iade. Nijkerk, z . j.(1958?)
De middelste Iade. Nijkerk, z.j.(1959?)
De onderste Iade. Nijkerk, z . j.(1961?)
Toneel:
Het boerhoorn. Assen, z.j. (1952?)
Enig verspreid oerk:

Albrecht Beilinck. Groningen 20 (1937), 85—87. (geschreven 1911).
Kiekje uit het leven in een Drentsche veenkolonie .
Driemaandelijkse Bladen 14 (1914) , 87—98 .
Nogmaals Eursinge. Maandblad Drenthe feb. 1933, 3.
Taalverkrachting. Maandblad Drenthe 5 (1933—1934) no 8, 4. Mr. Harm Smeenge en de droogmaking der Zuiderzee. Uit “Zuider— zeeherinneringen”. Maandblad Drenthe 7 (1935—1936) no . 3, 4—5 .
Lichtvaardigheid bij dialectschrijvers. Bartje van De Vries.
Maandblad Drenthe 8 (1936—1937) no. 9, 1—2.
De schone omlijsting van “ons lantschap”. Maandblad Drenthe 10 (1938-1939) no. 5, 4-5.
Het vaderland getrouwe. Maandblad Drenthe 12 (1940), 33—34 . Van hierlaanders en butenlaanders. Het Noorder Land (1941—1942),
38—44 .
Van der bilt = Van de Belt. Sibbe 1944, 173.

Literaire en andere kwaliteiten.
Jan Jantines Uilenberg (Oelenbarg) schreef, in het Nederlands , het Drentse volkslied. Hij schilderde suikerzoet het Drente van zijn jeugd : “Ik hoor nog de lieve, heldre klokjes / Bij zinkend avondzon”, “Ik zie nog uw brink met forsche eiken / Waar ik mijn makkers vond” etc. Alles was even mooi in die tijd.
Oelenbarg schreef veel over het verleden van Drenthe, over de oude gebruiken en het volkskarakter. Over dat laatste schrijft hij in de inleiding van “In ‘t schemeruur bij ‘t knappend vuur” : “Wat er in het hart van het volk leeft, Iaat zich alleen vertellen door de uitbeeldende streektaal. Maar alleen een z u i v e r neergeschreven dialect is dienstig tot dit doel. Fantasie—dialect mag het den oppervlakkigen lezer gemakkelijk maken, de man, die het om degelijke kennis van land en volk te doen is, houdt niet van een goedkoop surrogaat”. Dat was in 1943, toen Oelenbarg zich al enige tijd in “Blut und Boden “—achtige sferen ophield.
Heel veel jaren later schrijft Oelenbarg over zijn jeugd in Zuidwolde de trilogie “Uit t t oude kabinet”. Hij loopt dan al tegen de tachtig, maar zijn vertellerstalent en zijn humor zijn nog onaangetast.
Het meeste werk van Oelenbarg vertelt slechts over hoe het vroeger was in Drente. Een enkel verhaal in “De 01de jager” en ‘In ‘t schemeruur bij ‘t knappend vuur” heeft een wat literairder karakter.
Oelenbarg schreef mooi Zuudwoldigers .
‘t Is alleen jammer dat hij dat alleen in de directe rede gebruike …….