Moordliederen in Drenthe als afsluiting van studiedag over volkscultuur D.G.P. 22-11-'99

Moordliederen in Drenthe als afsluiting van studiedag over volkscultuur D.G.P. 22-11-’99

Moordliederen in Drenthe als afsluiting van studiedag over volkscultuur
‘In de spuulbak van de tapkast’

Van onze verslaggever
Wim Bartelds
MEPPEL – Iedereen verzamelde zich rond het podium en zong enthousiast mee. Drente’s cultuurgedeputeerde Margriet Brink, provinciaal historicus Michiel Gerding, en ruim honderd anderen. Op het podium: Egbert Meyers, zanger van het Drentse lied. Meyers begeleidde zichzelfop de gitaar, en bezong de Amsterdammer. Niet de doorsnee inwonervan ‘s-lands hoofdstad, maar het bierglas dat ‘Amsterdammer’ heet: ‘dèenk an ‘t oale Drènts gezegde: Een Amsterdammer schenkt de mèensen troost.’
Het gezang was de afsluiting van een studiedag over volkscultuur, waarin ook het boek over moordliederen van historicus Marjan Beijering aan cultuurgedeputeerde Brink werd aangeboden. Beijering deed een studie naar moordliederen.
De studiedag was een evenement van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur, en stond geheel in het teken van moordliederen. Liederen waarin moorden uit vroeger
tijden waren vastgelegd. En omdat zo’n lied veelal kort na een moord ontstond onder het volk, bevat het dus ook een link naar het verleden. Wie dan een reeks van zulke liederen naast elkaar legt, ziet een fragment van het dagelijks leven in vroeger tijden, zij het in dit geval wel wat macaber. Provinciaal historicus Gerding was er in ieder geval verrukt van: „Wat een detailniveau! Wat een bloed! Wat een gruwelijkheid ! Zangers van moordliederen lieten hun liederen op ‘liedvellen’ drukken, en dat moest in het Nederlands omdat drukkers van de Drentse taal er niet waren. Ze zongen hun liederen in het openbaar, en verkochten dan de ‘liedvellen’ voor een grijpstuiver. Door deze praktijk zijn nog tal van liederen bewaard gebleven. Ongeveer honderd belangstellenden hadden er f 75 voor overgehad om in schouwburg Ogterop in Meppel de studiedag te bezoeken. Er waren ondermeer lezingen over de retorische aspecten van Vlaamse moordliederen, lijden in mondiaal perspectief, en het
Drentse moordlied. Directeur Ineke Strouken van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur benadrukt graag het belang van volkscultuur: „Als jeje tradities niet kent, ken je jezelf niet. Tradities, volksgebruiken, zijn een bindmiddel in de samenleving.” En ze is blij dat zo’n studiedag duidelijk laat zien dat volkscultuur niet de plichtmatige nutteloze bestu-
ken is, zoals geschilderd in ‘Het Bureau’ van J.J. Voskuil. Ook Gerding, die tevens dagvoorzitter was, haalde dat beroemde boek over een suffe instantie die zich met volkskunde bezighoudt, in zijn afsluitende speech nog aan. „Op het provinciehuis, waar ik werk, is een geheim genootschap. Een genootschap dat bestaat uit liefhebbers van ‘Het Bureau.”‘ Ook Gerding benadrukte dat deze studiedag toch een ander beeld liet zien: „Levendige volkscultuur is eigenlijk geschiedenis van dichtbij, en de grote respons die we in de voorbereidingen hebbén gekregen van allerlei historische verenigingen laat zien dat dit leeft.”

Dat ook het Drentse lied in bredere zin leeft blijkt overigens ook uit het succes van het lied over ‘Het meisje van Yde’, naar een inmiddels prominent veenlijk. Muziekgezelschap ‘Snoaren’ uit Vries maakte na de reconstructie van gezicht en kledij van ‘het meisje’ een Drentstalig lied over deze oude moord. Dat lied is intussen in het Engels vertaald en zal in januari zelfs in Canada op cd verschijnen. Zanger Hans Posthumus van ‘Snoaren’:„De Drentse volkscultuur is niet op sterven na dood, zoals wel beweerd wordt; ze is springlevend ! “