NAAMGEVING Naarding-instituut 02-09-'88

NAAMGEVING Naarding-instituut 02-09-’88

NAAMGEVING
naarding-instituutdb 02.09.88

In de vergadering van het projectbestuur van 5 juli 1988 heeft het projectbestuur besloten de in gang gezette discussie om de naam te heroverwegen voort te zetten op 5 september .
Deze heroverweging kan tot twee conclusies leiden:
1-naam handhaven
2-naam wijzigen
ad-1 naam handhaven

In de discussie in het projectbestuur is gesteld, dat na de besluitvorming er geen nieuwe inhoudelijke argumenten zijn aangedragen over de rol van dr. J. Naarding in de periode 1937-1949.
Dat impliceert dat de overwegingen, die in de persverklaring zijn genoemd, geldig zijn en blijven.
De persverklaring is opnieuw bijgevoegd .
Het projectbestuur kan derhalve blijven verwijzen naar de persverklaring en het rapport van Dr. Boekholt.

ad-2 naam wijzigen
Het projectbestuur was geschokt door perspublicaties in de regionale media in december 1987 over een vermeend oorlogsverleden van Dr. Jan Naarding.

Het projectbestuur heeft na overleg met de voorzitters van de dragende organisaties van het project – de PBC, Oeze Volk, Het Drentse Boek, Opbouw Drenthe, Drentse Schrieverskring en Het Drents Genootschap besloten een wetenschappelijk onderzoek te laten instellen naar de gedragingen van Dr. Naarding in de periode 1939 – 1947 .

Er zijn vier mogeli jke onderzoeksinstanties benaderd . Dr. P. Th. F . M. Boekholt, verbonden aan de Rijksuniversi— teit te Groningen bleek bereid het onderzoek uit te voeren .
Zijn werkgever, de RU van Groningen, was bereid de heer Boekholt voor een periode van zijn reguliere activitei ten vrij te stellen.

De resultaten van de bevindingen van Dr. Boekholt zijn neergelegd in een openbaar rapport Verslag Dr. J. Naarding 1939—1947 – ISBN 90.6497.019. x.
Het rapport verscheen in mei 1988 .

Op 26 mei 1988 brengt het projectbestuur het standpunt naar buiten dat het rapport van Dr. Boekholt het pro jectbestuur in overgrote meerderheid geen aanleiding geeft de naam te wijzigen.

Het besluit van het projectbestuur geeft aan personen en organisaties reden tot afwijzende reacties .

De inhoud van de meeste reacties geeft aan dat de op— vatting van het projectbestuur gedeeld wordt dat Dr. J. Naarding geen foute Nederlander was .
Echter alles overziende moet het projectbestuur constateren, dat ondanks de open en zorgvuldige werkwijze rond deze voor allen pijnlijke zaak er blijkbaar aanleiding blijft tot discussie over de naam en niet over de doelstellingen van het werk .
Deze aanhoudende discussies schaden zowel de naam van Dr. J. Naarding als de activiteiten ten behoeve van het belangrijke werk voor de regionale cultuur.
Het is daarom dat het projectbestuur tot de conclusie komt om de naam van Dr. J. Naarding niet langer aan het project culturele educatie te verbinden .
Een alternatief in het dilemma rond de naamgeving is om in het kader van de herstructurering van Het Drents Genoot— schap het project in deze organisatie te integreren. Bij de totstandkoming van het project is door Het Drents Genootschap toegezegd de bestuurlijke samenstelling zodanig aan te passen, dat ook vertegenwoordigers van de taal- c.q. streekcultuurorganisaties voldoende gerepresenteerd zijn.
Er is een bestuurlijke werkgroep binnen Het Drents Genoot— schap actief om dit proces voor te bereiden en voorstellen te formuleren .
De werkgroep is bezig de gedachtenvorming af te ronden .
Alvorens een advies uit te brengen aan het bestuur van Het Drents Genootschap is consultatie van belangrijke partners voorzien .

Een concept—notitie wordt ook aan het projectbestuur voor— gelegd. Deze notitie komt medio september beschikbaar . Uitgangspunt voor de bestuurlijke reorganisatie is om flexibeler op ontwikkelingen te kunnen inspelen .
Een klein slagvaardig bestuur onder meer samengesteld uit personen die affiniteit hebben met diverse facetten van de cultuur in Drenthe.
Dit bestuur zou gevoed moeten worden door verschillende platforms met een grote inhoudelijke autonomie. De voorzitters van deze platforms, voorlopig zijn er drie voorzien, één voor de amateurkunst, één voor de beeldende kunst en één voor de regionale cultuur, maken deel uit van eerder genoemd bestuur .
Indien het projectbestuur insteekt op deze mogelijkheid kan aanscherping van tegenstellingen in het projectbestuur voorkomen worden .
In dit geval is er ook geen sprake van verdoezeling van problemen aangezien het projectbestuur volledig achter de doelstellingen en activiteiten van het project staat. Voor een inzicht in de opvatting van het bestuur van Het Drents Genootschap over samenwerking is de inleiding van het jaarverslag 1987, dat binnenkort verschijnt, bijgesloten .