'Onze generatie heeft geen jeugd gekend' Z.C. 18-06-1983
‘Onze generatie heeft geen jeugd gekend’ Z.C. 18-06-1983
Oud-Indië strijder J. Zangtinge uit Nieuwleusen wil aandacht voor stil leed van duizenden landgenoten.
‘Onze generatie heeft geen jeugd gekend’
NIEUWLEUSEN – “Allesverterende haat en de meest hechte vriendschappen. Koele moordenaars en de fijnste kameraden. Het zijn vreemde, tegengestelde ervaringen, zoiets kan leiden tot een trauma. De omgeving heeft het vergeten, is te weinig attent op die mensen. Psychische verwondingen zijn het resultaat.”
Ogenschijnlijk koel en zakelijk doet oud-Indië-strijder J. Zantinge zijn verhaal. Het is alsof hij voor de klas staat en over een interessante periode uit de vaderlandse geschiedenis vertelt. Dat is het bizarre, want er gaat een berg emoties schuil achter deze ontboezeming.
“We wandelen graag”, verduidelijkt mevrouw Zantinge-Edens ‘maar wanneer Jan een krakende tak in de bossen hoort dan schrikt hij nog steeds. Of een dichtslaande deur’. ‘Ja.’ Verklaart haar echtgenoot ‘twee weken lang totaal ingesloten zitten, beschoten door mortieren en bevoorraad uit de lucht. Dat blijft in je onderbewustzijn doorwerk, altijd!’.
Soldaat Zantine kwam in 1947 op voor militaire dienst in Hilvarenbeek. ‘Onze generatie heeft geen jeugd gekend’ oordeelt hij terugblikkend op de Bezettingstijd. De boerenzoon uit Dwingeloo was, eenmaal in het groene pak gestoken, zoals hij zelf zegt ‘behoorlijk fanatiek’. Daar is volgens hem wel een verklaring voor.
Verrader
‘Er heerste in Nederland een sfeer van Soekarno is een verrader die met de Jappen heeft geheuld. Daar komt nog bij je achtergrond. De plattelandsmentaliteit was gewoon: wat je doet, moet ook goed. Dat speelt op alle terreinen. Ik kom uit een vrijzinnig protestants nest. Dertig catechisaties en ik heb ze alle gevolgd.’
Per schip aangekomen in Batavia (nu Djakarta) bleek Jan uitgeselecteerd te zijn voor en onderdeel waarvan hij ook nu nog niet de naam wil noemen. Een opleiding aan de infanterieschool Prins Bernhard in Bandung volgde. Ook de later omstreden kapitein Raymond Westerling was daaraan verbonden. ‘Het was een immens zware opleiding. Daar ontstaan hechte vriendschappen. We waren met z’n drieën: met , door en voor elkaar. Je sleept elkaar erdoor. Zo was er die training op de hindernisbaan een hel.
Opvreten.
Na afloop vloekte er één, de andere jankte en ik vrat het op, da’s mijn aard. De jongen die huilde ging zich douchen, ik voelde aan dat er iets aan de hand was. Ben gaan kijken, de spoelbak was rood, een en al bloed. Hij had zijn polsen doorgesneden.
Mijn vriend herstelde in het hospitaal, maar hij moest van de korpsleiding wel voor straf het onderdeel verlaten. Toen hebben we gereageerd met: hij d’r uit dan gaan wij ook. Er was tussen ons zo’n enorme vriendschap. Hij bleef.
Het kabinet Drees (PvdA, KVP, CHU en VVD) had inmiddels besloten tot een hardere lijn. Die kreeg gestalte in de tweede politionele (Zantinge: ‘een eufemisme, het was een complete oorlog’) actie.
‘We waren altijd met z’n drieën in het veld’. Zantinge stopt z’n verhaal even, blikt omlaag om zonder zichtbare emotie te vervolgen met : ‘Op een dag waren we weer op patrouille. Achter de plantershuizen was een pad tussen het rietveld. Dat nam ik. Mijn kameraden gingen buitenom. Ik hoorde automatisch vuur en de PNI-soldaten liepen mij in de armen. Ik heb ze gevangen genomen.
Dit vergeet ik nooit weer. Het was op mijn verjaardag. In de nacht van 22 op 23 april zijn mijn beide vrienden als gevolg van de verwoningen tijdens dit treffen overleden, de één om 2.15 en de ander om 3.00 uur. Eén is nog even bij geweest. Zijn laatste woorden waren: Jan je was een broer voor me.
Haat
Toen wist ik wat haat was. Ik heb daarna zelf de twee krijgsgevangen PNI-krijgsgevangenen. Het waren studenten uit Bandung, verhoord. Ze vertelden alles. Dat kwam door de sfeer, te omschrijven met een situatie voordat een slang zijn prooi verorbert. Zo’n dier verroert zich niet meer, is weerloos. Het verhoor leverde een schat aan informatie op. Daar heb ik een week verlof voor gekregen en heb toen vreselijk de beest uitgehangen. Zantinge wil niet vermeld zien wat er met beide krijgsgevangenen van de Partal Nasional Indonesia (PNI) gebeurde. ‘De waarheid’, zo filosofeert hij ‘is grijs’. Er gaat geen verjaardag voorbij of deze hele film wordt nog eens afgedraaid. “Ik heb nog nooit lust gehad om deze datum te vieren”. Even later verhaalt hij over het in brand steken van een kampong nadat er vier verminkte lijken van soldaten uit het Nederlandse leger waren gevonden.
Zinloos
Die kinderen met die grote bruine ogen keken je zo verbaasd aan. Als er ooit een moment was dat ik het zinloze van een oorlog heb gezien, dan was het in die kijkers van deze kinderen. D’r was ook een majoor bij, een hele koele vent. Later, toen we op stap waren, begon hij plots te janken. ‘ik weet niet’, zo zei hij ’hoe ik mijn kinderen later nog onder ogen kan komen’
Thuisfront.
Er komen knipsels tevoorschijn in huize Zantinge aan de Van Sandickstraat. Oude vergeelde bewijzen van de sfeer in het vroeg-naoorlogse Nederland: dood aan de verraders in Nederlands Indië die zelfs fascisten worden genoemd. Er is ook een ‘Publieke Tribune’ bij uit de Drentse en Asser Courant.
Soldaat eerste klas J. Zantinge roept daarin het Nederlandse thuisfront op, toch vooral onze jongens aan de ander kant van de wereldbol niet te vergeten.
Hij beklaagt zich over de sterk afgenomen stroom brieven voor de strijders in Nederlands Indië. Dat had toen 68 reacties tot gevolg onder wie één van mejuffrouw Edens uit Assen die later zijn vrouw zou worden. Voor de Nieuwleuser hoofdonderwijzer herhaalt de geschiedenis zich. Ook nu vraagt hij weer om aandacht, maar in dit geval voor decennia van stil lijden door een groot aantal oudere Nederlanders. Dat moeten er volgens hem vele duizenden zijn.
Een wrak.
‘Ik ken er die fysiek en geestelijk een wrak zijn, ook in deze plaats. Graag zou ik willen dat daar meer rekening meer wordt gehouden, door de gezondheidszorg, het maatschappelijk werk. Toen ik bij de arts was voor de afkeuring kwam het bij mij los, het moest eruit. ‘Praat je daar weleens met je kinderen over?’ zo vroeg hij.’
Zantinge laat het antwoord in het midden. ’Soms’, zo vervolgt hij ‘schiet je gemoed vol. Dan moet het eruit. Maar ik weet zeker dat het bij velen niet of vrijwel nooit gebeurd. Een groot aantal van deze mensen wordt nu voor hun zwijgen een groot onrecht aangedaan.
Deze generatie, die geen jeugd kende, is eenmaal verschrikkelijk beduveld. Zij krijgt nu ook nogeens de rekening van een politieke misstap gepresenteerd. Het is een grof schandaal dat er onder hen zijn die de hand op moeten houden voor bijstand. Terwijl in dit land voor iedereen die bij wijze van spreken weleens boeh zei tegen een Duitser een uitkering bestaat’.
18 juni 1983 Zwolse Courant.