Peter van der Velde over schrijverij in de streektaal 'Ik lees zelden iets echt moois'

Peter van der Velde over schrijverij in de streektaal ‘Ik lees zelden iets echt moois’

Peter van der Velde over schrijverij in de streektaal:
,lk lees zelden iets echt moois

Gepensioneerd hoofdonderwijzer en ereburger van de gemeente Roden Peter van der Velde (71) uit Roderwolde is één van de grondleggers van de Drentse streektaalbeweging. Hij schreef en publiceerde al regelmatig in de streektaal in een tijd waarin dat nog lang niet in de mode was. Op zeer bescheiden wijze publiceerde hij in de loop der jaren verhalen en gedichten van hoge kwaliteit. Peter publiceerde de dichtbundel Wilwaark. Zijn werk verscheen ook in verschillende verzamelbundels, in boeken en onder meer in de bladen Oeze Volk, Roet en Maandblad Drenthe. Hij was één van de eerste leden van de Drentse
Schrieverskring. Oniangs bedankte hij als lid. Waarom?

Ik had al een hele tijd, als ik na een vergadering van de schrieverskring thuis kwam, een gevoel van; wat doe ik daareigenlijknog” zegt Peter van der Velde. „Tijdens één van de laatste vergaderingen kwam min of meer spontaan het idee op om namens de schrieverskring een protest-brief te sturen aan de Iraanse ambassade, in verband met de Rushdie-affaire.

Door Ab Drijver

Ik vind dat je van zo’n idee eerst een voorstel moet maken en dat je dat dan op de agenda van een volgende vergadering moet zetten. Dan kun je er met elkaar over praten. Dit idee werd er echter ‘even doorgedrukt’. En dat is iets waar ik niet best tegen kan. Ik ben het eens met de mensen die zeggen dat je een schrijver niet monddood mag maken door hem met de dood te bedreigen. Maar ik bepaal zelf wel of ik een protestbrief wil schrijven of niet, Daar moet je de schrieverskring niet voor gebruiken”. Maar toch was deze Drentse variant op ‘de affaire-Rushdie’ niet de ware reden waarom Peter afhaakte. „Nee”, lacht hij: „Op een gegeven moment zei iemand tijdens zo’n vergadering dat de schrieverskring zich zou moeten uitspreken over allerlei maatschappelijke en politieke problemen. Tòen ik dat hoorde dacht ik; nu haak ik af. Want ik kan mijn politieke ideeën wel ergens anders kwijt. Daar heb ik de schrieverskring niet voor nodig. Als je als een collectief meningen wilt gaan uitdragen dan krijg je gegarandeerd heibel”.

Geen grammatica
Van der Velde meent dat de schrieverskring veel te weinig aandacht besteedt aan ‘het ambacht van het schrijven’. Hij zegt: „Je hebt, vooral als je een beginnende Drentse schriever bent, nergens een basis waarop je terug kunt vallen. Er bestaat bijvoorbeeld geen geschreven grammatica voor de Drentse taal. En mede daardoor worden er ontzettend veel fouten gemaakt”. Samen met de schrijvers Jan Kuik en Lammert Huizing keek Peter enige tijd kritisch naar de verhalen die van Drentse schrijvers verschenen. Hij zegt: „Wij hebben een tijdje geinventariseerd welke fouten er zoal gemaakt worden. Ik heb wel eens de indruk gekregen dat sommige mensen meenden dat wij alleen maar bezig waren om oude woorden, die al lang niet meer gebruikt worden, kunstmatig in leven te houden. Maar dat was absoluut niet het geval. Wij menen wel, dat je nooit nederlandse- of ver-nederlandste woorden en zinnen moet gebruiken als er nog
gangbare Drentse uitdrukkingen voor beschikbaar is. Je moet bijvoorbeeld niet schrijven; hij zat maar steeds te zeuren. Dat moet zijn; hij zat aldeur te zeuren. En je moet niet ‘vereinigingen’ schrijven, maar vereinings. Er zou eigenlijk een taalkundig tijdschrift moeten komen, of een soort handleiding voor Drentse grammatica. Er wordt ook veel te gemakkelijk geschreven. Voor mij is het schrijven van een gedicht nog altijd een gevecht om de vorm. Ik vind dat niet alleen het verwoorden van de gedachte belangrijk is. En er moet ook een bepaalde klankrijkdom in een gedicht zitten. Ik ben een beetje teleurgesteld. Want ik hoor of lees maar heel zelden iets in het Drents dat werkelijk mooi is”. Een dialectschrijver heeft volgens Van der Velde niet alleen de taak om verhalen en gedichten te schrijven. „Hij of zij moet ook proberen de taal in stand te houden”, meent hij. „Je bent als schriever min of meer een hoeder van een stuk cultuur. En het enige riw (gereedschap) dat een schrijver daarbij heeft, is de taal: Maar… een ambachtsman zou zich schamen als hij net zo met zijn riw om zou gaan als de meeste Drentse schrijvers doen”.

Grietje Clewits
Peter woont en werkte zijn hele leven in het Noordenveld, in de kop van Drenthe. De belangstelling voor de streektaal werd gewekt door een leraar op de kweekschool in Groningen en door een vriendin van zijn moeder, de (inmiddels overleden) onderwijzeres Grietje Clewits, met wie hij jarenlang voor de Leekster Courant de succesvolle rubriek Jan Herderk en Alaidao schreef. In zijn jeugd speelde Van der Velde toneel. Hij schreef ook cabaretteksten en liedjes voor allerlei gelegenhëden. In 1940 richtte hij het Bonte Bitse Cabaret op. Hij zegt: „We spraken dialect, en dat was toen nog heel bijzonder als dat op het toneel gebeurde. Zes weken achter elkaar hadden we elke zaterdagavond een volle bak in cafe De Vries in Roden. Ik schreef de teksten en zong ook. In de oorlog zijn we er mee gestopt, maar na’de oorlog kwam het al gauw weer van de grond. De naam werd veranderd in De Bekketrekker. Ik had inmiddels een baan als onderwijzer aan de school in Steenbergen en kon het cabaret-werk niet langer combineren met mijn werk. Ik heb nog wel het eerste programma voor De Bekketrekker geschreven. Alles speelde zich zogenaamd af in het cafeegie van Mans en Geertie op ‘t Dunderboerveld. Er was geen decor. Gewoon een tafel en een paar stoelen. Het was een avondvullend programma met dansen na. En na afloop werd er behoorlijk feest gevierd”.

Liedjes
Peter leerde zijn vrouw Alke kennen toen ze onderwijzeres werd aan de school in Steenbergen. Samen treden ze al zo’n vijftien jaar op met een streektaal-programma dat bestaat uit gedichten, verhalen en liedjes. Peter: „Dat is heel spontaan begonnen. Wij zongen wel eens samen, tijdens de afwas. In die tijd las ik voor bejaarden regelmatig verhaaltjes voor. Alke ging een keer mee en we zongen samen een paar liedjes. Het werd een daverend succes. We zongen zonder muzikale begeleiding, en dat is zo gebleven. Net als vroeger, toen men gewoon op een stoel klom en een liedje zong”. Als Van der Velde luistert naar het taalgebruik van de mensen in zijn omgeving dan zinkt hem de moed soms in de schoenen. „Als ik mijn oor in mijn omgeving te luisteren leg dan hoor ik niet veel Drents meer”, zegt hij, „Er wordt in de scholen weinig gedaan aan het behoud van de streektaal. En ik vrees dat het nu te laat is, hoewel er wel pogingen worden gedaan om de positie van het Drents in het onderwijs te verbeteren. Die pogingen komen vrees ik vijfentwintig jaar te laat. Tien jaar geleden spraken alle kinderen op het school plein in Roderwolde nog Drents. Nu doet geerv enkel kind dat meer. Het is triest, maar waar Aal die ukkies laoten de ennegies vot”.