Roel Reijntjes kent het idioom 07-10-2000

Roel Reijntjes kent het idioom 07-10-2000

‘Dichten is het verdichten, het inkoken van emoties’
Roel Reijntejs kent het idioom

Nog steeds een man die staat voor zijn mening, Ondanks de gevorderde leeftijd van 77 nog regelmatig in het openbaar optreden. Roel Reijntjes. Dichter, zoals hij zelf zegt.
Woordkunstenaar, zoals hij door mensen uit zijn omgeving wordt genoemd. In ieder geval een persoon die pal staat voor het Drents en de Drentse cultuur. Een gesprek met Reijntjes is een literaire spraakwaterval. Iedere vraag krijgt een antwoord gelardeerd met gedichten.

Roel Reijntjes kan het simpel houden als hij zijn werk omschrijft. “Dichten is het verdichten, het inkoken van emoties. De emotie wordt bedwongen. Tussen de gedichten vertelde ik daarom ook altijd een anekdote. Je moet niet te veel achter elkaar doen. Het is net als met bonbons. Als je er meer dan vijf eet word je er misselijk van.”

Door Rob ten have

Meer dan 120 reizen naar het buitenland maakte de Drentese dichter. Niet verwonderlijk dan ook dat hij vijf buitenlandse talen spreekt. “Ik weet niet wie ik ben, maar er worden soms mensen in families geboren, die hebben het in de genen. “Het reproduceren van gedichten is geen enkel probleem. Op ieder moment valt er één. “Dat komt omdat ik het idioom ken. En, er is nog geen slijtage aan het benul.
In 1955 begon de regionale omroep RONO. Hier werden voor het eerst de teksten van Reijntjes, krachtig bevorderaar van de Drentse taalcultuur, aan het publiek ten gehore gebracht. “Ik kende Hans Heijting een beetje. We hadden elkaar wel eens schuchter begroet. Hij kwam met de jongens van de ambachtsschool in Hoogeveen. Ik was de jonge meneer van de belasting. Toen heb ik wat werkjes opgestuurd. Vanaf dat moment is het niet meer stil geweest.”
Reijntjes werd gegrepen door de manier waarop de Ieren en Schotten hun liederen maakten. “Als mensen die liedjes horen raken ze helemaal ontroerd. Daar wordt het land veel meer ‘besungen’. Ik bedoel ermee dat je het meer verklankt. Met mijn gedichtjes in de Drentse krant heb ik dan ook gedaan over de dorpen. Bijvoorbeeld het gedicht Tussen Spier en Wiester is daardoor bekend geworden.”

Het regende zo zacht, maor ach wat zung de liester…
Ik kuierde de straot – de weg van Spier naor Wiester –
Een jonge ree, neisgierig, met amandelogen
Sprung dartel daansend vot … met arabeskenbogen.

De veenties in de heide, die lagen grauw te kieken…
Een beetien hemelblauw, dát zul heur beter lieken
En in de stille bos zag ik an beide kanten
De trotse Marahadja’s – de kleurige fasanten.

En in de barkebomen, doar buitelen de mezen,
Lachten mij oet en sjilpten: ‘jao wij verklaort bij dezen,
Hij is beslist niet wies, die kerel in de regen….
Dat is een vrömde mens daor langs des herenwegen’

Maor ik gunk aal maor wieder en achtte niet de regen…
Al glum het natte asfalt mij streng en recht integen.
Want ach hij zung veur mij, allén veur mij, die liester
Daor an die stille weg, de straot van Spier naor Wiester.

De dichter woont nog in het huis waar hij in 1923 het levenslicht aanschouwde. Een pittoresk pand in het centrum van Beilen. Beilen is zijn dorp. Hier beleefde hij ook één van de hoogtepunten uit zijn carrière. “Twee hoogtepunten zijn er geweest. Ten eerst in 1977, toen ik de culturele prijs van Drenthe kreeg. En een paar jaar geleden mijn 75ste verjaardag, dat was ook een hoogtepunt. In Beilen is een prachtig boek over mijn leven gemaakt en ik heb er toen een geweldige party bij gehouden.” Reijntjes draagt zijn dorp een warm hart toe. “Als ik veel geld had zou ik Beilen een museum schenken, maar dat heb ik niet. In mijn tuin staat een mooi oud beeld. Zou mooi zijn voor het nieuwe gemeentehuis. Maar, ze zijn te dom, ze vragen er niet om.”

Het dörp Beilen

Het dörp Beilen is goed –
In de Vogelpoelen zit vis –
Op de es gruit Rogge –
De gemeenteraod is verstandig –
In de winkelstraoten loopt kopers –
En niet allenig lopers –
De bakker bakt brood en stoet:
Het leven in Beilen
Is goed

De toekomst van het Drents is, meent hij, niet te rooskleurig. “Het Drents gaat nooit verloren, maar het wordt een dode taal. Net als het latijn. Dat wordt op hoogtijdagen ook van stal gehaald. Ik kan trouwens ook heel mooi Gregoriaans zingen.”
Reijntjes was in de Drentse gemeenschap regelmatig onderwerp van discussie en hij zorgde regelmatig voor opschudding. “Ik ben nogal zenuwachtig, daarom probeer ik jou nu ook onder de tafel te praten. Daardoor was ik niet altijd geliefd, zeker niet mij mensen die ook wat wilden zeggen. Maar als je mijn vriend bent, ben ik heel goed te houden. Hoewel, je moet niet drect bij me komen wonen. “Ook zijn manier van kleden was nogal eens onderwerp van gesprek. Mooie vlinderdassen en overhemden met een werkje. “Ze vroegene mij wel eens waarom ik mij zo kleedde. Dan zei ik dat ze dat zelf ook moesten doen, misschien knapten ze er wel van op.” Over collega’s praat Reijntjes niet. Slechts een simpel commentaar. “Breek me de bek niet open!”
Op de respectabele leeftijd van bijna tachtig kijkt Reijntjes niet zo ver meer vooruit. “Soms heb ik ook wel eens verdriet in het hart en een verlangen naar de dood. Helemaal toen ik met mijn prostaat zat. Ik ben bang voor het einde als het pijnlijk is. Ik bezoek regelmatig een oude dienstbode van mijn opa in Assen. Zij zit van ’s morgens zeven tot ’s avonds zeven in een soort van kakstoel. Moet ik daar dan zo zitten?” De begrafenis is nog niet geregeld. Maar het grafornament is klaar. “Ik heb van Kiewiet een mooi borstbeeld. Dat komt op mijn graf ”De humor komt weer boven. “Zo’n steen vond ik maar niks. Hoewel, ze kunnen mij nu wel de kop afdraaien. Mooi om in het dorp over te praten. Zoiets van “Ze hebben Roel Reijntjes zondag ook de kop afgedraaid.”

Dag van de ienzaome

De hiele dag stil in mien hoes
Veul lezen sigaretten roken
Um ’t middag vrijgezelle koken
Oet ’n blik, een lepel appelmoes

’t is niet genog ’t arcadisch hoes
Ik honger naor barokke dood
En wentel liever in het kwaod
Dan me an verveling overgeven