Roel Reijntjes voordrachtskunstenaar 'Ik ben voor Drenthe de saus op de yoghurt' Opregte Steenwijker Crt. 16-04-1976

Roel Reijntjes voordrachtskunstenaar ‘Ik ben voor Drenthe de saus op de yoghurt’ Opregte Steenwijker Crt. 16-04-1976

Roel Reijntjes, voordrachtskunstenaar
„IK BEN VOOR DRENTHE
DE SAUS OP DE YOGHURT”

„Ik ben voor Drenthe de saus op de yoghurt. De cultuur van deze provincie is in mij gekristalliseerd”. Roel Reijntjes, voordrachtkunstenaar uit Beilen, zit op z’n praatstoel. ‘t Is stroom van woorden, soms humoristisch, soms ernstig, de ene keer praet hij Drents, om dan plotseling over te schakelen op Nederlands. Hij zegt: „Als ik Drents spreek, dan klinkt dat niet onbeschaafd. Nee, als ik het doe, dan is het zelfs melodieus”. Door een brilletje met een zeer fijn montuur blikt hij de kamer in. „Ja, ja”, zegt hij dan, „ik weet dat ik een raar kereltje ben, maar ik Iren meer dan dat. Zeker geen leeghoofd”.

Roel Reijntjes noemt zichzelf arflest. Vier jaar geleden zei z’n baan bij de belastingen op om als full-time kunstenaar verder d0Gi• het leven te kunnen gaan. Eijnz dagelijks houdt hij nu in Drenthe voordrachten. Zelf geschreven gedichten, aforismen, kritiek op actuele gebeurtenissen, enfin hü zorgt zonder enige moeite voor een avondvullend programma. Het heeft hem een redelijke bekend. heid bezorgd en hij is daar blij om: „Er zijn coryfeeën”, zegt hij, „die stellen dat ze het popuair zijn zat zijn. Die moeten dan maar in een hut gaan zitten en zich niet langer laten verleiden tot aanstellerij op de TV”.

De heer Reijntjes woont samen met z’n moeder in een huis „in het centrum van Beilen. Het interieur is klassiek, maar wel gezellig. Grote ruime stoelen, waarin je ver wegzakt, een antieke hangklok, een antiek dressoir en een hoge tafel. Er wordt thee geschonken en door Reijntjes geschreven bundels worden doorgebladerd. „Ik verdien er geen cent mee”, zegt hij, „een schrijver wordt nooit rijk. Maar dat hoeft ook niet, want geld heb ik genoeg

INTERVIEW
Een interview met Reijntjes is niet onmiddellijk één van ‘de gemakkeltjkste zaken. Niet, omdat hij niet genoeg stof voor een verhaal zou opleveren, maar wel omdat hij nauwelijks ingaat op vragen. Hij weet dat zelf erg goed, zegt verscheidene verslaggevers tot wanhoop gebracht te hebben. „Dat komt, omdat ik maar zo wat raak zeg, soms slaat het helemaal nerop. Maar dat geeft niet, als je het maar deftig zegt”.

Toen heer Reijntjes nog een Roeltje was, had hij al in de gaten, dat hij afweek van de meeste van z’n vriendjes. „Ik was duidelijk ‘n deftig kind. Niet alleen doog m’n kle-ren hoor, ook door m’n gedragingen. Op de lagere school was ik al een beetje aristccratisch, dat soort dingen zit er vroeg in. Niet alle jongetjes mochten mij. Ik heb dat gemerkt, toen we eens aan het knikkeren waren. Ik won en de endere jongens deden hun guip open en plasten de pot met de gewonnen knikkers vol. Maar ik heb ze wel meegenomen en vanaf dat moment wist ik, dat ik het leven aankon. Dat voel je dan he, op zo’n moment”.

Heer Reijntses is gekleed in een vlot gesneden, maar wel onberispeIjk pak. draagt eeen vlinderstrik. „Ik lijk erg rechts, maar ik ben het niet”, vertrouwt hij ons toe. „Rk ben een kreng in een vermornxning. Ik heb ook nog een spijkerpak, ja wel een dure hoor. Staat me ook wel, maar dan moet ik wel m’n dasje voor hebben. Verder vind ik mezelf erg lelijk, maar ik ben typisch en dat is ook heel wat waard”.

FULL TIME
Sinds hü z’n baantje bij de belastingen („m’n superieuren konden geen kant met me op, voor dat soort lui ben ik een onmogelijke man”) heeft opgezegd, stromen de uitnodigingen binnen. De heer Reijntjes heeft het duidelijk drukker gekregen. „Ik ben er ook gelukkiger door geworden, je kunt je nu makkelijker op een onderwerp concentreren”.

De voordrachtkunstenaar noemt z’n optredens wilde séances.’ „Op het toneel ben ik helemaal dol, dan vergeet ik alles om me heen en ben ik één met m’n publiek. Soms zitten de mensen met tranen in de ogen, een andere keer komen ze niet meer bij van het lachen. Dankbaar werk is dat, publiek bespelen. Ik zou niet weten wat ik hier op deze wereld mooier zal kunnen vinden dan dat. Voor mij is het het mooiste. Carré, daar zou ik nog wel een keer willen staan. ‘k Zou het kunnen, dat weet ik zeker”. Roel Reijntjes vindt, dat hij in z’n performance bepaalde raakvlakken heeft met Fons Jansen. „Wim Kan, • misschien ook wel een beetje, maar dat durf ik niet te zeggen. Die is te groot”. Heel even is Roel Reijntjes serieus. Hij zegt: „Nee, ik zou dit leven niet over willen doen. Ik heb een mooi leven gehad, tot nu toe, maar heb ook erg veel verdriet gekend. Eén keertje leven is voor mij net voldoende. Ik zeg altijd maar zo, het leven is net een siepel. Als je het afpelt, krijg je tranen in de ogen”.

VERANDERD
Reijntjes vindt de wereld om hem heen ten nadele veranderd in vergelüking met vroeger. „Toen hadden de mensen duidelijk meer levensvreugde. Meer plezier. Dat kmnt niet door de mensen zelf, dat geloof ik niet. De omstandigheden, die zijn anders geworden. r Nu zeggen de kerels onder. elkaar: die meid is sexy. Vroeger zeiden ze: die heeft een trek aan de rok. En dat vind ik veel mooier eigenlijk”.
Toch praat hij niet overdreven veel over vroeger. „Ik heb daar een hekel aan, omdat ik het tijdelijke van de dingen heb leren inzien. Herinneringen zijn wel bepalend, trouwens. Ik hang nog steeds een beetje naar Amerika, omdat ze ons hebben helpen bevrijden. Dat sla je er met geen stok uit en zo hoort het ook”. Reijntjes treedt op voor mensen uit alle geledingen .van de bevolking. „Ik maak daarin geen onderscheid, alleen zullen de rijkeren wat meer moeten betalen”. Als men me uitnodigt om bij een diner te entertainen, dan vind ik dat oké, maar mee eten doe ik wel. Ik laat me niet in een hoek drukken als artiest, want dat wordt nog wel • eens geprobeerd. Met journa— listen doen ze dat ook wel eens, maar die zijn vaak zo brutaal als de beul. Die trekken er zich niets van aan. Bij beide beroepen heb je kans niet erg oud te worden. Je verricht veel geestelijke arbeid”.

THEE
Er wordt een tweede kopje thee gebracht. , Reijntjes reageert verbaasd, als de aangeboden koekjes en chocolade geweigerd worden. „Ik zou eigenlijk ook aan de lijn moeten doen, dan zou dit pak me beter staan”, zegt hij, om vervolgens te informeren of hij al wat zinnigs heeft gezegd. „Schrijf maar
net als een Bomans was en een Luns nu nog steeds is. Ik stel me ironisch op. Dat moet, in dit vak. Soms ben ik eig scherp, maar de mensen zijn nooit kwaad op me, omdat ik een nar ben. En op een nar kun je niet kwaad worden. Ook werkt. het Drentse dialect iets afzwakkend. Als je zegt die man is een zuiper of een soepertien, dat maakt toch wel uit”.
Heer Reijntjes leest iets voor uit een bundel. In ‘t dialect. „’t Is een verkeerde zuinigheid, als je vroeg naar bed gaat om vuur of licht te sparen, als het resultaat een tweeling is”. Hij moet er zelf ook om lachen. „Misschien een tikje pikant, maar dat mag toch zeker wel in deze tijd?” vraagt hij retorisch. Of deze: „Hij was dronken alle dagen, nuchter kon hij de waarheid niet verdragen”. Nbg één: „In een huishouding waar het bed altijd warm is, is het eten altijd koud”. „Aforismen vind ik prachtig”, aldus Reijntjes, „ik ga daar niet speciaal voor zitten, die komen zo in me op. ‘t Heeft niets met inspiratie te maken. Deze komen binnenkort uit in een nieuwe bundel”.

DRENTHE
Roel Reijntjes, Beiienaar van geboorte, is verzot op Drenthe. „Ik vind de historische vrüzinnigheid van de Drent uniek. Z’n mildheid, de naoberhulp. De mensen gaan dat in deze tijd van flats en electra steeds meer zoeken. Noem het de wedergeboorte van Drenthe. Men wil niet langer die expansie, dat grote. De mensen willen weer die kleine beslotenheid en dat is in deze provincie door de jaren heen
wordt het aanbeden, . soms zelfs geïdealiseerd”.
Reijntjes gelooft, dat de Drentse bevolking, hem als een bezit is gaan beschouwen. Hij accepteert die gedachte, zegt het zelfs wel prettig te vinden. „Ik ben een troubadour, een volkskunstenaar. Als je dat bent, dan ken je de consequenties. Ik vind dat je die verplichtingen moet nakomen. Ik voel me ook ‘op en top. Drent. Laatst kwam een deftige mevrouw na een voorstelling naar me toe. Ze zei: ik heb alles verstaan en ben niet eens een Drent. Ik zei: mevrouw, dat geeft niets. Niemand is volmaakt”.

Tekst : Roelof Tienkamp