Stichting publiceert 'vergeten' werkjes in bundel 'Stoefzaand' L.A. Roessingh een voorloper D.G.P. 09-07-1988

Stichting publiceert ‘vergeten’ werkjes in bundel ‘Stoefzaand’ L.A. Roessingh een voorloper D.G.P. 09-07-1988

Stichting publiceert ‘vergeten’ werkjes in bundel ‘Stoefzaand’
L.A. Roessingh: een voorloper

De streektalen in Drenthe hebben, in tegenstelling tot het Fries bijvoorbeeld, nooit een eigen literatuur gehad. De oorzaak daarvan ligt voor de hand: het geïsoleerde Drenthe was altijd al het armste van de gewesten. Men moest er de handen uit de mouwen steken om het schamele brood te verdienen en voor schrijven en lezen was geen tijd. Sinds Louis Albert Roessingh is Drenthe bewust bezig, de streektaal op papier vast te leggen. Roessingh – in 1873 in Assen geboren – werd voornamelijk bekend als schilder die het oude Drentse landschap in beelden vastlegde. Minder bekend is, dat hij ook gedichtjes schreef. In de periode 1922 1943 verschenen ze met regelmaat in de Nieuwe Drentse Volksalmanak maar ook dagbladen en andere periodieken namen wel ‘riempies’ van Roessingh op. Onder de titel ‘Stoefzaand’ zijn onlangs dertig van deze ‘vergeten’ werkjes in één band, verlucht met vijftien conté-schetsen, verschenen bij de Stichting ‘Het Drentse Boek’.

Oppervlakkige indruk
Dertig gedichtjes geven natuurlijk geen overzicht van of inzicht in het werkvan deze voorloper. Maar het voorwoord dat in het kort de betekenis aangeeft die Roessingh gehad heeft voor het dialect in Drenthe en het 4 aartal achter een aantal titels in de inhoudsopgave, maken het de lezer toch mogelijk, zich een oppervlakkige indruk van de auteur te vormen. Dat is het beeld van een vijftiger met een stille geestigheid (,Waorum?’ en ,lempien’) en een groot vermogen tot waarnemen en relativeren. Een man met een grote liefde voor het oude Drenthe, het oude volk en zijn oude gebruiken. Natuurlijk vloeit daar, bij het verdwijnen van zovele oude zaken, een vleugje heimwee uit voort (‘t Stoefzàand’). Een man, die ëichzelf ‘in Olle Heiden’ noemt maar die een zoeker was met diep gevoel voor wat de mens te boven gaat (‘Ik ken ‘n Olde kapellegien’ en ‘Luustern in de naacht’). Een man, die zich bij het ouder worden, sterk maar zonder angst bezighield met de dood (‘Doo Waander’ en ‘Berusting’).

Beeld en woord
Voor de schrijvende schilder Roessingh lagen beeld en woord dicht bij elkaar. In dit opzicht was hij een Drent. Een Drents schrijver beschrijft maar geeft geen eigen zieleroerselen weer. En àls hij al bespiegelt, legt hij zijn gedachten vast in beelden die elke Drent vertrouwd zijn: beeldtaal is de communicatievorm onder eenvoudige mensen. Dat is in vijftig jaar geschreven Drents onveranderd gebleven, Terwijl geschreven Drents nog zeldzaam was signaleerde Roessingh dat trekje al in ‘Breven’ : „Och, waat oet de deepte borrelt, Kiek, dat schrieft wij Drenten neet”. In dit opzicht toont de auteur zich een Drent, maar wel een kritische Drent. Een voorloper.

J. Bakker.