Streektaal De sigaar Jan Germs D.v.h.N. 02-04-2004

Streektaal De sigaar Jan Germs D.v.h.N. 02-04-2004

STREEKTAAL
door Gerard Stout

De sigaar Jan Germs

Sigaren zijn er in soorten en maten’, staat op de achterflap van
De sigaar, een bundel met Kôrte Drèentse verhaolen van Jan Germs. De 25 verhalen gaan van bolknak naar spriet en eindigen soms bij een wilde Havanna.
Germs, medewerker bij Drentse Taol het streektaalinstituut in de provincie, ontleent zijn onderwerpen vooral aan zijn dagelijkse beslommeringen. Ruim 25 jaar was hij onderwijzer in het basisonderwijs. Hoogtepunten uit zijn schoolloopbaan passeren met de nodige humor de revue. De buren uit Gasselte staan met naam en toenaam in de verhalen vermeld, al is niet steeds helder of de details op fantasie of werkelijkheid zijn gebaseerd.
Germs laat zijn persoonlijke levensstijl in vrijwel alle verhalen doorklinken. Gedrevenheid en kalmte wisselen elkaar af. Altijd druk, heftig doende om in hedendaags jargon te blijven. Herkenbare kampeerperikelen, met kameraden en mannen onder elkaar die drinkebroer spelen. Anekdotes over opgroeiende kinderen met heftige en minder heftige gebeurtenissen.
Sport en spel nemen een prominente plaats in. De jonge Germs dacht aan een loopbaan als profvoetballer, een onwillige knie stond dat in de weg. Ontlading van zijn energie vindt hij op de crossfiets over bospaden die aan wandelaars zijn toegewezen. Als een dienstdoend boswachter proces verbaal wil opmaken om de overtreder terecht te wijzen gaat Germs er vandoor. Hij ontsnapt aan zijn achtervolger. Regels gelden voor iedereen, maar als niemand kijkt, gelden die regels niet meer. Niet zeuren.
Jan Germs is een vlotte Drent, hartelijk en gedreven met bij vlagen eigenschappen van een ongeleid projectiel. Stabiele factor in de verhalen is mien vrouw die zich niet van haar stuk laat brengen. De emoties van Jan Germs liggen aan het oppervlak, lijkt het, maar als het er toe doet weet hij er niet steeds een passende vorm voor te vinden. Met heftigheid kan hij goed omgaan, zachtmoedigheid lijkt wat minder ontwikkeld.
Als een inbreker zich toegang heeft verschaft tot het ouderlijk huis en zijn moeder aangedaan op de bank zit schrijft de zanddrent: Mien mam zit op de bank. Zie lek kleiner as dat ze is. Heur ogen staot watjlauw, maor bint niet rood. As ze het kovviekoppie pakt veur een slok, zie’k dat heur haanden trilt. Ik wil heur helpen, troosten. Wij bint niet zo smokkerig van hoes oet. Ik kan mij ok nou niet zetten tot lichaomeliJk contact. ‘Hoe is ‘t moe?’ Wat beters wee ‘k niet te verzinnen.
De verhalen zijn vlot geschreven. Germs hanteert veelvuldig relativering en droge humor. Germs, die met deze verhalen debuteert, is af en toe de sigaar. Verontwaardiging en verongelijktheid komen dan boven, maar telkens blijkt de soep niet al te heet te zijn. Het zijn lichtver-
teerbare verjaardagvisiteverhalen voor een breed publiek. De openhartige anekdotes en de misverstanden met een lach en een onderdrukte traan vol van betrokkenheid verdienen een tweede druk.

SIGAAR
‘De sigaar’, Jan Germs. Uitgeverij Het Drentse Boek, 120 blz, €11.