Suze Drentse dichteres uit Groningen krijgt de 'Reijer Onno van Ettingen Pries'

Suze binnenkant
van Albertien

Suze Sanders heet de dichteres uit Groningen. In de
Drentstalige literatuur tenminste, want de burgerlijke stand van Goes schrijft
haar in 1953 in als Albertien Hof. Albertien zal haar jeugd in het westen van
het land doorbrengen, maar omdat haar ouders uit Drenthe komen, is haar relatie
met deze provincie al voorgebakken. Vader en moeder spreken Drents met elkaar,
maar – zoals ook in menig gezin in Drenthe met de kinderen Nederlands. Onlangs
verscheen haar dichtbundel ‘As langs de muren d’aovend slôp’.

Door Ton Kolkman

Geregeld komt Albertien in haar jeugd naar Drenthe.
Passief slaat ze het Drents steeds meer in zich op. Dat ze in haar vroege jeugd
al kennis maakt met een Noorse familie, met wie ze tot op de dag van vandaag
contact onderhoudt, maakt dat ze op haar twintigste naar Oslo vertrekt en daar
ruim een jaar woont en een kantoorbaan vervult. De HBS, een jaar Pedagogische
Academie (‘maor ik was ‘n beetje te lief veur de kinder’), een
secretaresse-opleiding en een jaar werk als zodanig heeft ze dan al achter
zich. Omdat een heel leven op een kantoor haar niets lijkt, reist ze terug naar
Nederland en gaat in Groningen Noors studeren. In Groningen, want ze is nogal
gek op ‘scheuveln’ en er dient dus een ijsbaan te zijn. Omstreeks 1990 mag ze
zich pas doctorandus noemen, want tussendoor werkt ze weer als secretaresse in
Assen-, trouwt ze met een Twentenaar en krijgt ze kinderen. Ondertussen noemt
ze zich Albertien Klunder.

Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan: het Drents
komt weer boven, ze begint daarin onder het pseudoniem Suze Sanders- te
dichten, hetDrents letterkundig tijdschrift ROET neemt geregeld werk van haar
op, er verschijnen een paar bibliofiele uitgaven van haar gedichten, in 1991
wordt haar de Reijer Onno van Ettingen Pries toegekend, en in december 1992
verschijnt haar eerste echte bundel voor het brede publiek: ‘As langs de muren
d’aovend slôp’. Wie is Suze Sanders eigenlijk? Blijkbaar een onverwachte vraag.

„Eeh, oh! Eh, jaja. Eh, de binnenkant van Albertien
Klunder, zeg maar. Dat is het stukje van mij dat schrijft over dingen die mij
wel bezig houden, maar waar ik privé niet zo makkelijk over praat. Vandaar ook
dat pseudoniem. In gedichten -en ik heb de ambitie dat op behoorlijk niveau te
doen- verwerk ik dat anders dan in een gewoon gesprek. Die behoefte heb ik
kennelijk.”

Drang

Wat heeft Suze Sanders te zeggen? Albertien Klunder moet
lachen en is vervolgens even stil. „Ja, dat vraag ik mij ook wel eens af.
Misschien dat anderen dat vinden. dat weet ik niet. Ik vind niet dat ik van
mijzelf zeggen kan, nou jongens, ik heb watte zeggen, kijk maar, ik heb een
gedicht geschreven, dat moet je nou eens even lezen. Je kunt natuurlijk ook een
dagboek bijhouden, dus wat nou precies die drang is om iets in een gedicht te
verwerken en op te sturen, dat weet ik niet. Misschien dat toen ik destijds
ROET las, dat ik zag dat anderen dat toch ook deden. ” Naar wie of wat is
Suze Sanders dan op zoek? Want dat is
toch de drijfveer van dichters?

Daar moet ze echt lang over nadenken. „Moeilijk te
zeggen. Misschien probeer ik door het schrijven van gedichten daar zelf achter
te komen. ” Ze moet zelf om het
antwoord lachen. Weer een lange stilte. „Ik weet het niet, ” besluit ze.
Maar heeft ze dan helemaal geen jeugdtrauma’tje of zo? „Nee, gelukkig niet.
Niet dat ik mij bewust ben, tenminste. Wel verwerk ik bepaalde zaken als bijvoorbeeld de dood.
Zoals in ‘de vogels’ , dat is er wel een duidelijk voorbeeld van.

Pries

En dan is daar de Reijer Onno van Ettingen Pries. ‘n
Verrassing?

„Eh, ja. Ja.’ ‘ Of had ze toch een stille hoop? „Nou, het
kwam niet helemaal onverwacht uit de lucht vallen. Ik wist er niets van hoor,
maar ik had wel zo links en rechts van anderen gehoord dat ze mijn gedichten
van goed niveau vonden. En omdat ik vrij kritisch op mezelf ben en ook wel ten
opzichte van anderen, en ik een beetje ging vergelijken, toen dacht ik, nou ja,
er is wel een kans. En toen ik hem inderdaad kreeg, was die blijk van
waardering wel een stimulans. ” Hoe
ziet Albertien Klunder de plaats van Suze Sanders in de Drentstalige
literatuur? „Poeh. Moeilijke vraag.’ ‘ Er valt een stilte. Ze komt er niet echt
uit. Met wie voelt ze zich dan het meest verwant? „De dichters uit de Drentse
schrijfwereld die mij aanspreken, zijn Hans Heyting, Gerard Nijenhuis en Marga
Kool. Rieks Siebering vind ik ook goed, maar daar voel ik mij wat minder
verwant mee. Door de thematiek, denk ik. ” Hoe waardeert ze de Drentstalige
literatuur in het algemeen? „Ik denk dat er wel een aantal zijn die op
nationaal niveau

mee zouden kunnen draaien. Marga Kool en Gerard
Nijenhuis, bijvoorbeeld.’ ‘

Ze noemt alleen maar namen die betrekking hebben op
poezie.

„Ja. Ik ben ook maar heel weinig met proza op de hoogte,
hoor. Ik kom daar nauwelijks aan toe. Maar ik mis het niet zo. Ik heb ook
voornamelijk contact met Gerard Nijenhuis. We sturen elkaar gedichten, gewoon
om die met elkaar uit te wisselen. Heel leerzaam. Ik hecht er aan dat iemand als
Gerard, die er ook zo mee bezig is, dat ook leest en daar al of niet kritiek op
levert.’ ‘ Hoe reageert ‘het publiek’? ‘Als ze al reageren meestal zo van: ja,
mooi. Maar als ze het niet mooi vinden, dan hoor je dat niet.’ ‘

Geheimzinnig

Dichten vereist keuzes maken. Wat bepaalt de taal van het
gedicht? Ze schrijft tenslotte ook steeds vaker in het Nederlands. Het antwoord
is kort maar duidelijk: „De eerste regel”.

En wat bepaalt voor Suze Sanders de keuze voor het vrije
vers of het vormgebonden gedicht, zoals het sonnet, of het kwatrijn?

„Dat is niet altijd aan te geven. In ‘echo’ bijvoorbeeld,
beschrijfik het oude dorp, en daar vond ik een klassieke vorm mooi bij. Voor
mij is vormgebondenheid ook een soort hulpmiddel om ritme, metrum, de muziek
zeg maar, in een gedicht te krijgen. Maar ook in mijn vrije verzen probeer ik
altijd een bepaald ritme te brengen. Hier en daar een verbindend rijmwoord vind
ik ook mooi om er een verband in aan te brengen.’ ‘ Wellen al die alliteraties
nou spontaan op, of zit ze daar op te zwoegen? „Nee, dat is niet bewust. De
alliteratie stel ik vaak achteraf pas vast. Dan denk ik, goh, er beginnen vier
woorden met een s ofzo, weetje wel. ” En tenslotte: hoe komt ze aan de
titel voor de bundel? „As langs de muren d’aovend slôp, is een citaat uit een
van de gedichten. „Dat was niet makkelijk. In veel gedichten komt een huis
voor, net zoals de avond, zelf vind ik dat wat geheimzinnigs in zich hebben.
Dat geeft dat sluipen een beetje aan. ”