Tevreden als 'rijmer' de veelzijdige Lammert Braaksma 29-06-2002

Tevreden als ‘rijmer’ de veelzijdige Lammert Braaksma 29-06-2002

Tevreden als ‘rijmer’: de veelzijdige Lammert Braaksma

Tot de dichters en prozaschrijvers van het Noordenveld wordt ook Lammert Braaksma (1891-1963) gerekend. Daarbij dient opgemerkt te worden dat het Noordenveld van de dialectologen en historici heel wat groter is dan de huidige gemeente met die naam. Dat blijkt onder meer uit het feit dat Vries, de geboorteplaats van Braaksma, tegenwoordig in de gemeente Tynaarlo ligt. Het zal niet verbazen dat in het eens zo uitgestrekte Noordenveld – ooit was het een dingspel — vele varianten van het Drents gesproken worden. Noordenvelds is dus niet uitsluitend het markante Roder dialect; het kent tal van schakeringen.

Door Henk Nijkeuter

Geboren in Vries, zoals gezegd, was Lammert Braaksma het jongste van de veertien kinderen van Henderikus Braaksma en Naanke Veldhuis. In 1898 verhuisde het gezin naar Norg, waar Lammert tot aan zijn volwassenheid woonde. Hij volgde de opleiding aan de Rijkskweekschool voor Onderwijzers in Groningen; de bekende schrijvers L. Leopold en H. Scheepstra waren, onder anderen, zijn leermeesters.
Zelf begon hij les te geven in Ruinerwold; daarna ‘stond’ hij in in Farmsum, Leermens en Assen. In de provinciehoofdstad was hij benoemd tot hoofd van de opleidingsschool aan de Noordersingel. In 1936 werd hij hoofd van de Emmaschool aldaar. Voorts gaf hij les bij het voorbereidend technisch onderwijs en was hij leraar schoonschrijven aan de avondschool voor handelsonderwijs. Zeven jaar na zijn pensionering kwam Lammert Braaksma bij een verkeersongeluk in Assen om het leven.
Braaksma stond bekend als een goed onderwijzer, met oog voor vernieuwingen. Met zijn collega A.C. Sperna Weiland maakte hij een serie tekenvoorbeelden, die bij Van Gorcum verscheen onder de titel Teken prettig. In de dagelijkse praktijk ondersteunde hij zijn lessen in allerlei vakken door er – met vaardige hand – bordschetsen bij te maken. Ook zang en dichtkunst vond hij voor zijn leerlingen zeer belangrijk.
Voor de viering van de vijfde mei in 1946 schreef hij de rijmprent Bevrijd, die door de gemeente aan alle scholieren in Assen werd uitgedeeld. In hetzelfde jaar werd Jan Fabricius benoemd tot ereburger van de gemeente Assen en ter gelegenheid daarvan vervaardigde Braaksma de rijmprent Weeròm. Voor de laatste koninginnedag tijdens de regering van Wilhelmina (31 augustus 1948) schreef hij het ‘zangspel’ Herinnering.
Van de studiekring D.H. van der Scheer – opgericht in 1943 – was hij lid. Het schijnt hem gespeten te hebben dat het intieme karakter van de studiekring verloren ging toen in 1947 Het Drents Genootschap ervoor in de plaats kwam. Bij die gelegenheid droeg hij zijn gedicht Exit D.H. van der Scheer voor. Binnen het genootschap heeft hij zich – als dichter en organisator beijverd om Drenthe aan een volkslied te hel pen. Hij deed zelfs een vergeefse poging een eigen pennenvrucht te laten verheffen tot Drents volkslied. Daartoe schreef hij ‘De Drentse vlag’, waarvan het eerste couplet luidt:
O Drentse vlag, die ‘t hart verheugt
Strek Vlij uw banen uit
En wees met ons in smart en vreugd,
Wanneer de klokke luidt.
En als zijn weergalm spreidt en draait
En meldt geboorte ofdood,
Dan weet ik, dat g’uw banen zwaait
Van wit en vlammend rood.

Grote belangstelling had hij eveneens voor de prehistorie. Hij bezat een fraaie verzameling urnen en bijlen en hij was lid van de afdelingen Assen van de Natuurhistorische en de Prehistorische Vereniging.
Toch werd Braaksma het bekendst als dichter. Zelf merkte hij daarover op: “Ik mag voor mijn plezier rijmpjes maken en als een ander mij dan dichter noemt, dan is die uitspraak voor zijn verant woording en meer dan ik pretendeer.” In de laatste jaren van zijn leven schreef hij regelmatig versjes voor de (Provinciale) Drentse en Asser Courant, die door de lezers zeer gewaardeerd werden. Zijn verzen zijn eenvoudige, direct geschreven observaties zonder neiging tot het beschouwelijke. In dit opzicht was hij meer eigentijds dan menigeen denkt, maar in de keuze van zijn onderwerpen was hij nog vaak een echte romanticus. Zo inspireerde de Drentse natuur hem tot enkele gedichten, waaronder:

‘t Winterkeuninkie
Op ‘t roege wilde wallegie
Daor zat een klein broen ballegie, Zo tierig as ‘n dartie
En ‘t wupte met zien startie.

Doe wupte ‘t broene bollegie
Hoog boven op ‘n pollegie.
Doe gung het wiede-wiede-wiet!
‘Wat is ‘t hier mooi, wat bin ik blied.

De kolde winter is veurbij,
De Olde wal wordt noe weer nei.
De kaamperfoelie lop al oet,
En kiek toch ies wat al ‘n roet!’

Doe keek het kleine ding mij an.
En vreug: ‘Wat wil ij, grote man?’
Ik zee: ‘Het geet mij net as dij.
‘k Bin ok zo bliede met de mei’.

Het lijkt wel duidelijk dat Braaksma’s taal, gebaseerd op de Vriezer en Norger dialecten en daarna zo’n dertig jaar beihvloed door het Assers, veel raakvlakken heeft met het Midden-Drents.

Bundel
Aan de Nieuw Drentse Volksalmanak leverde hij een aantal oude volksoverleveringen, die hij in dichtvorm navertelde. Zij gedichten en een enkel schetsje verschenen verder in het maandblad Drenthe, het Kerkkrantje van Odoorn en Oeze Volk. Ook in bloemlezingen werd werk van hem geplaatst.
Zelf heeft Braaksma zijn gedichten nooit kunnen of willen bundelen. In 1991 liet de stichting Het Drentse Boek zijn verhalen en gedichten verzamelen. Peter van der Velde werd de samensteller van de bundel Aovendlicht. Verhaolen en gedichten uut het Noordenveld, die inmiddels is uitverkocht. Recensent Ab Drijver had waardering voor: “het op beeldende- en toegankelijke wijze vastleggen, en (…) ‘opbewaoren’ van waardevolle restanten van een eeuwenoude streektaal die onontkoombaar in het avondlicht verbleekt.”