Toneelschrijver Herman van der A eigen subsidiegever D.G.P. 30-09-'94

Toneelschrijver Herman van der A eigen subsidiegever D.G.P. 30-09-’94

Toneelschrijver Herman van der A eigen subsidiegever
‘Soms denk ik dat ik door engeltjes ben gestuurd.’

Er zijn maar weinig toneelschrijvers die van hun werk kunnen leven. Herman van der A, wonend en werkend in het Drentse Roswinkel, houdt er daarentegen een goed belegde boterham aan over. Zo goed belegd, dat behalve een huisje in Frankrijk nu ook een eigen, en volwaardig uitgerust, theater is gerealiseerd. De zakenman Van der A heeft ervoor gezorgd dat de theaterman Van der A zich straks ook kan gaan wijden aan zijn voorliefde voor absurde komedies. Want daar waar menig theatermaker moet bedelen om subsidies om zijn creativiteit te kunnen ontplooien, daar is Van der A zijn eigen subsidiegever:„lk heb het omgedraaid.”

Door Jos Visscher

Het heeft allemaal iets van een absurde komedie die Herman van der A zelf had kunnen bedenken. Ooit werkzaam in de bouw („nog steeds het mooiste vak”) verafschuwde hij het toneel. Bij toeval er niettemin mee in aanraking gekomen („ik dacht: dat kan ik ook”) en er definitief verslingerd aan geraakt. Maar ook het drama: na het verwaarlozen van een eenvoudige griep, geveld door een virusziekte die tot een ernstige verlamming leidde. Daardoor niet geheel onwelkom tijd te over voor de inmiddels tot passie getransformeerde afkeer: het toneel. Zijn kluchten en blijspelen, vaak in het Drents, worden in heel Nederland gespeeld.
Het vorig seizoen werden ze in totaal zeshonderd keer opgevoerd, gezien door zo’n honderdduizend mensen. Van der A geeft zijn stukken zelf uit en vangt dus het volle pond aan auteursrechten („mijn uitgeverij is mijn grootste sponsor”). Is tevens de huisschrijver van de Drentse vereniging ‘t Aol Volk („van het honorarium voor een stuk kunje een autootje kopen”) en een stuk schrijven „kost geen enkele moeite. “.
Een gezegend mens dus, deze Van der A, met een fijne neus voor de commercie, waar ie overigens verpletterend openhartig over is: „De massa spekt mij. ” Maar er is een nog een andere Van der A. De kunstenaar, zeg maar, die zonder alle commercie zich niet had kunnen ontplooien. Want daar is het uiteindelijk allemaal om te doen: commercieel investeren om creatief te kunnen oogsten. Het theater in Roswinkel, Van der A’s eigen verbouwde boerderij, dient daarvoor als platform. En ook het theater, dat op vrijdag 21 oktober aanstaande officieel wordt geopend, weerspiegelt de zakenman en de kunstenaar: de commercie gaat er moeiteloos samen met het experiment. Omdat het tweede niet zonder het eerste kan.

Absurde komedies
Herman van der A:„ledereen denkt dat ik helemaal gek ben van blijspelen en kluchten. Niets is minder waar. Mijn voorkeur gaat uit naar absurde komedies, vaak in het extreme doorgetrokken. Die heb ik in het begin ook geschreven. Subsidie gekregen, goeie recensies, maar: geen hond kwam kijken. Toen begon ik na te denken: wat heb ik nu eigenlijk aan waardering of een goede recensie als er niemand komt kijken? Het zet geen zoden aan de dijk. Toen ben ik eerst maar b • die blijspelen en die kluchten gebleven. Vorig seizoen zijn er in heel Nederland zeshonderd voorstellingen geweest van stukken van mijn hand. Dan praat je over zo’n honderdduizend man publiek. Kassa! Want zo simpel ligt het, dus. Maar het heeft er wel voor gezorgd dat ik me dit theater kan veroorloven en dat ik hier straks de dingen kan gaan doen die ikzelf leuk vind, kan gaan experimenteren met het toneel dat ikzelf graag wil maken.
„Ik ben nu bezig met een absurde komedie die hier straks gaat staan. Niet meer zo’n revue die door Drenthe moet crossen en waar de kassa bij gaat rinkelen, maar echt iets wat goed is. Ik heb nu bereikt dat ik dat soort dingen ook daadwerkelijk kan doen. Waar anderen moeten bedelen voor subsidie, kan ik nu helemaal voor mezelf aan de slag. Dus je zou kunnen zeggen dat de mensen die mijn komedies leuk vinden uiteindelijk datgene wat ikzelf zou willen, financieren. Als ik anders was gestart, dan zou ik er over tien jaar nog mee bezig zijn zonder dat het wat oplevert. Daarom heb ik het omgedraaid. Ik zorg er gewoon voor dat de massa mij spekt. Zo simpel is het. Nu is mijn uitgeverij mijn grootste sponsor en ben ik zover dat alles wat ik schrijfeigenlijk al bij voorbaat leuk gevonden wordt. Maar dat stelt me wel in staat om daarnaast ook met leuke dingen bezig te zijn. Want het is bij mij altijd enen. Zo zal het ook met dit theater gaan. Voor de helft puur commercieel, voor de helft de interessante dingen. ”

Maar hoe krijg je nu de mensen naar die interessante dingen van je ?
„Natuurlijk krijg je in het begin mensen die zeggen: ja, maar daar kom ik dus niet voor. Zeg maar gerust dat zestig procent van de mensen dat niet willen. Maar goed, dan hou je altijd nog veertig prôcent over. Nou, als die allemaal komen, heb je wel een volle zaal. Bovendien heb ik inmiddels toch wel een naam opgebouwd, waardoor je je wat meer kunt veroorloven. ”

Ja, maar die naam staat toch vooral voor een avondje ongecompliceerde lol. Dat kan ook tegen je werken. John Lanting heeft ook ooit eens geprobeerd om iets anders te doen. Nou, dat heeft ie geweten: het publiek pikte het domweg niet.

„Ja, maar John Lanting heeft vrijwel z’n hele carrière geteerd op de klucht. Als je iets anders wilt, dan kan dat alleen als je het heel geleidelijk invoert. En dat is in feite wat ik de laatste jaren wel heb gedaan, ook in al die kluchten en blijspelen die ik heb geschreven. Want veel van dat werk heeft toch wel degelijk absurde trekjes. Toen ik voor ‘t Aol Volk begon te sc rijven, was zo’n beetje alles taboe. Een diefstali het stuk, ik noem maar wat, dat kon al helemaal niet. In Drenthe stelen de mensen niet, hoorde je dan. Maar er is sinds die eerste stukken die ik voor ‘t Aol Volk schreefwel wat veranderd. Zeker nu ze een nieuwe regisseur hebben, Jan Roede, die daar ook veel meer voor open staat dan z’n voorganger. Dat soort veranderingen gaat stapje voor stapje, maar ik ben daar wel degelijk mee bezig. Het is trouwens ook broodnodig. ‘Ja, maar we hebben toch succes?’ hoor je dan steeds weer. Jawel, maar dat succes duurt niet eeuwig. Er komt tenslotte een nieuwe generatie aan. Maar hoe dan ook, ik voeg steeds meer toe. Nog niet zo extreem als ik zou willen, maar het gaat toch langzaam in de richting van wat ikzelf nu eigenlijk zou willen met toneel. ”
Hoe verklaar je eigenlijk het succes van die stukken vanje ? Want het aanbod binnen het genre is tenslotte enorm.
„Omdat die stukken van mij simpel zijn. Het is allemaal heel erg simpel. Het is voor het publiek duidelijk. Dat is de hele filosofie: mensen kunnen zich ontspannen, hoeven niet na te denken en gaan met een plezierig gevoel weer naar huis. Maar het verschil tussen mijn werk en dat van veel andere schrijvers die met hetzelfde genre bezig zijn, is denk ik het feit dat ik vanuit het podium denk. Dus dat betekent bijvoorbeeld dat ik alles op tempo schrijf, bijvoorbeeld door de dialogen kort te houden. En misschien heeft het ook te maken met het feit dat ik toch op een bepaald moment absurde trekjes aan die stuk ken ben gaan toevoegen, en kennelijk was het publiek daar toen ook aan toe. ”
Ook een klucht moet aan bepaalde wetten voldoen. Heb je voor jezelf zoiets als een methode ontwikkeld
„Nee, helemaal niet. Ik begin gewoon te schrijven en kom wel ergens uit. Veel mensen kunnen dat helemaal niet rijmen, begrijpen daar echt niets van. Ik hoor wel eens schrijvers die een cursus hebben gehad en dan beginnen die over het opzetten van een plot, dat soort dingen. Nee hoor, ik niet. Ik ga in m’n kantoor zitten en begin maar gewoon. Ik weet vaak niet eens waarmee het eerste bedrijfeindigt, laat staan dat ik weet waar het tweede mee begint. Ik schrijfin het begin wel wat namen op van figuren die ik nodig heb, en als het iets is voor ‘t Aol Volk is moet er iets van de boerenstand in, maar voor de rest zie ik wel waar het eindigt. Soms eindigt het goed, en soms denk ik wel eens: nou, nou…’ ‘
Er is een tijd geweest waarin je toneel verafschuwde, en nu is hetje leven. Waar komt dat toch vandaan ?
„Ik weet het niet. Ik weet alleen dat de drang om te schrijven ontzettend groot was. Ik weet nog dat toen in het ziekenhuis lag. die drang meteen tot een soort therapie werd. Ik was vrijwel volledig verlamd en schrijven was in feite niet mogelijk. Toen is mijn rolstoel zodanig aangepast, dat mijn arm gewichtloos was. Er kwam toen een ringetje met een houten pennetje (ik heb het nog), zodat ik kon schrijven. Dat kostte ontzettend veel kracht; na een halve dag was je helemaal kapot.
„Voordat ik ziek werd, kreeg ik een stipendium van de provincie. Daardoor kwam ik in de gelegenheid dat ik veel toneel kon zien. En toen ging er dus een wereld voor me open. Ik zag alles, zat weekenden in de Randstad; ik was helemaal gek van dat toneel geworden. Kijk, het was natuurlijk zo dat ik mijn eigen blijspelen wel begreep, maar dat ik andere stukken nog moest ervaren. En hoe meer ik zag, hoe gekker ik er van werd. Maar tegelijk kreeg ik zoiets van: dit kan ik ook, hier ben ik voor geschapen… Maar niet op deze manier, dacht ik er meteen bij, niet voor die paar mensen en alleen maar afhankelijk van subsidie. Maar dat ik het kon, zoveel stond vast. Het klinkt misschien arrogant, maar ik denk dat ik in staat ben om alles te schrijven. Dat ik de mensen een hele avond kan laten lachen, maar voor hetzelfde geld een hele avond kan laten huilen.”
Het klinkt allemaal zo gemakkelijk. Maar het kan toch niet zomaar vanzelf gaan ?
„Ik weet echt niet hoe het werkt. Ik weet alleen dat wanneer ik nu zeg: ik begin over een uur aan een toneelstuk, dan begin ik en dan komt het er ook. Maar hoe het werkt? Geen idee. Het komt gewoon. Vroeger dacht ik nog aan puur toeval, maar nu denk ik dat het iets helderziends is. En ik weet ook niet waar die zekerheid vandaan komt. Soms denk ik wel eens dat met herdertjes of engeltjes te maken heeft, dat ik ben gestuurd. Dan men mij heeft gestuurd om Drenthe op z’n
‘kop te zetten.’ ‘