Twee eeuwen Drentse literatuur in kaart Rondje Drenthe N.v.h.N. 06-09-2001
Twee eeuwen Drentse literatuur in kaart Rondje Drenthe N.v.h.N. 06-09-2001
Twee eeuwen Drentse literatuur in kaart
Drenthe is een provincie met een geheel eigen literatuurgeschiedenis. Dit onderbelichte gegeven is door de Gieter neerlandicus Henk Nijkeuter uitgewerkt in ene proefschift van 750 pagina’s getiteld ‘De pen gewijd aan Drenthe’s dierbren grond’. Literaire bedrijvigheid in de Olde Lantschap, 1816 – 1956.
Nijkeuter promoveert vandaag aan de Rijksuniversiteit Groningen
Hij verzamelde en bewerkte gegevens van meer dan honderd bekende, vergeten en onbekende auteurs uit die periode. Het gaat hierbij niet alleen om gebruikers van de Drentse streektaal maar ook om auteurs zoals Anne de Vreis die in het Nederlands over specifiek Drentse onderwerpen schreven. Ook plaats, omvang en functie van het literiare bedrijf in de provincie worden behandeld.
Hoewel er in Drenthe al ruim anderhalve eeuw onafgebroken literaire teksten worden geschreven en uitgegeven, laten vrijwel alle literatuurhistorici deze periode links liggen. “Een algemeen verschijnsel.” opent de 45 jarige Nijkeuter, geboren, getogen en woonachtig in Gieten. Hij werkt als docent Nederlands aan de Pabo te Assen, in 1996 publiceerde hij een portret van de auteur Ben van Eysselstein. Verder schreef hij in diverse tijdschriften artikelen over Drentse schrijvers.
“Vanuit de literatuurgeschiedenis is er weinig interesse voor regionale literatuur. De aandacht gaat uit naar landelijke bekendheden. Regionale literatuur wordt volgens wetenschappers vooral geschreven door zondagschrijvers en hobbyisten. Ze vinden de literatuur daarom wat minderwaardig, gebrek aan kwaliteit hebben. Vandaar die onderbelichting.” stelt Nijkeuter.
Drs. Nijkeuter is dan ook de eerste die voor Drenthe een uitgebreid literair naslagwerk heeft samengesteld. Behalve schrijvers van proza, poëzie en toneel komen ook tijdschriften, uitgevers, bibliotheken, media, leesgezelschappen en rederijkerskamers aan bod. “Waarom ik er ben ingedoken? Ik ben nogal enthousiast voor die materie en er moest toch een iemand opstaan. In 1989 begon ik met het opzetten van het Drents letterkundig documentatiecentrum. Toen verzamelde ik allerlei materiaal over Drentse schrijvers. Toen bleek mij dat daar weinig onderzoek naar was gedaan.”
Nijkeuter trok de stoute schoenen aan: hij begon aan de klus. Die bleek tijdrovend te zijn. “Er is veel materiaal, maar om dat in handen te krijgen moet je wel de boer op. Je moet trachten om achter de persoonlijke archieven van al die schrijvers te komen en dat was een werk van tien jaar. Ik verrichtte de onderzoeken naast mijn baan in het onderwijs. In mijn vrije tijd dus. Tien jaar lang geen vakantie. In alle vakanties zat ik in Amsterdam of Den Haag, want door de week na afloop van het werk een archief bezoeken lukte niet. Ik had een hele waslijst met adressen. ”Hij begon zijn studie in 1816. “Toen kon Drenthe voor het eerst sinds lange tijd beschikken over een drukpers. Daardoor werd het mogelijk binnen de provincie teksten te drukken. In de 19e eeuw, het tijdperk van de Romantiek, waren de invloeden van de Europese literatuur duidelijk merkbaar. Een grote rol was weggelegd voor predikanten en onderwijzers, vaak geen geboren Drenten maar wel stimulators van het culturele leven.”
Vanaf 1890 kwam Drenthe in een sociaal-economische stroomversnelling terecht. “Dit proces werd weerspiegeld in de literatuur. In de jaren dertig bloeide de boerenroman op met al ongeëvenaard hoogtepunt de publicatie van Bartje van Anne de Vries. Na de Tweede Wereldoorlog werd de zendtijd voor Drenthe op de Regionale Omroep Noord uitgebreid en kwam cultuur volop aan bod wat belangrijk was voor het literaire klimaat in de provincie. Een poging tot stimulans van de Drentse literatuur ging ook uit van Het Drents Genootschap met als voorzitter H.J. Prakke. “Nijkeuter eindigt zijn onderzoek in 19556. “In dat jaar werd het Drentstalige tijdschrift Oeze Volk opgericht. Dit betekende een grote stimulans voor de regionale letterkunde. Een nieuw tijdperk was ingeluid.” Concludeert Nijkeuter.
“De periode van onderzoek was een heel mooie tijd. “blikt hij terug. “Het was een ontdekkingsreis, een puzzel die stukje bij beetje werd gecompleteerd. Nu moet er eigenlijk een follow-up komen. Al het materiaal van particulieren en rederijkerskamers dat ik in kaart heb gebracht moet eigenlijk centraal bewaard worden. Ander gaat het verloren.”
Jo Tingen
Drenthe: nog altijd geen ‘echt’ volkslied
Pogingen zijn er de afgelopen anderhalve eeuw genoeg geweest, maar nog altijd moet de provincie Drenthe het doen zonder officieel volkslied. Weliswaar zingen de Drenten bij feestelijke gelegenheden graag het ‘Ik heb u lief mijn heerlijk landje’ van J.J. Uilenberg, maar ook dat is door gedeputeerde staten nooit erkend als officiële hymne. Het gemis aan een echt volkslied doet zich opnieuw gelden nu deze week. Drs. H. Nijkeuter uit Gieten promoveert op een standaardwerk over de Drentse literatuur (zie ook hierboven.) Hierin komen ook de perikelen die er rond het Drentse volkslied al zijn geweeest, uitvoerig aan de orde.
Nijkeuter zelf ziet in de verschijning van zijn proefschrift absoluut geen aanleiding, alsnog tekstschrijvers tot het dichten van een provinciale humne aan te zetten. “Die discussie hebben we in het verleden al genoeg gehad.” Het (Nederlandstalige) werkstuk van Uilenberg, hoewel met overgave gezonden, is omstreden. De auteur , overleden in 1962, plagieerde de Drentstalige versie van zijn vader en bovendien had hij een besmet oorlogsverleden. De Emmanaar Jurre Pijlman trok in de jaren negentig ten strijde tegen Uilenbergs ‘Mijn Drenthe’, zoals het lied officieel heet. Pijlman gruwde ervan. Niet alleen omdat auteur Jan Jantinus het in grote lijnen had gejat van diens vader Jan, maar ook om zijn oorlogsverleden. Uilenberg jr. symphatiseerde in zijn uit de oorlog daterende geschriften met de bezetter, werd na de oorlog veroordeeld tot een interneringskamp en mocht tot 1957 niet publiceren. Jurre Pijlman stelde voor, het oorspronkelijke Drentstalige lied Mien Drenthe van Uilenberg sr. te ‘benoemen’ tot officieel volkslied. Maar de provincie Drenthe had daar geen trek in, zag het nut van zo’n officiële status niet in en meende dat ook de gemiddelde Drent daar wel niet wakker van zou liggen.
Na de oorlog is er al eens een prijsvraag uitgeschreven om een nieuw volkslied te dichten. Er waren zo’n 40 inzendigen, maar geen daarvan kon de jury tot groot enthousiasme bewegen. Henk Nijkeuter vermoedt dat ook onderlinge tegenstellingen in het Drentse schrijverswereldje daaraan debet waren.
Ook de rol die de beroemde Anne de Vreis speelde in de oorlog komt aan bod in het standaardwerk van de kersverse doctor, De Vreis, schrijver van onder meer het bekende oorlogsavonturenboek Reis door de nacht is de annalen ingegeaan als een prima vaderlander en verzetsman, maar heeft niet kunnen voorkomen dat er rond zijn persoon tegenstrijdige geruchten bleven hangen. Hij had in de oorlog telefoon en benzinebonnen voor zijn auto, wat in de ogen van sommigen verdacht was. Na de oorlog heeft De Vries in een uitvoerig verweerschrift uitgelegd dat hij dit allemaal gebruikte in dienst van het verzet. Hij vertelde ook, dat hij door de SD ter dood werd veroordeeld. Volgens drs. Nijkeuter echter moet dit met een korreltje zout worden genomen. “ik heb over zo’n doodvonnis niets kunnen vinden.”