Uit Friesch Dagblad 'Dubbelspel' 16-07-1983

Uit Friesch Dagblad ‘Dubbelspel’ 16-07-1983

Nijenhuis, Gerard
Dubbelspel
Gerard Nijenhuis: gevecht met taal

‘Een cyclus gedichten’. zo noemt Gerard Nijenhuis zijn bundel ‘DUBBELSPEL’, die is uitgegeven door De Beuk in Amsterdam. De gedichten werden geschreven in de zomer van 1982 en de sporen van die mooie, warme periode zijn duidelijk terug te vinden in deze bundel. De natuur is één van de inspiratiebronnen van de dichter, die vooral het woord ‘groen’ veelvuldig als kleur en als metafoor voor de natuur naar voren laat komen. Gerard Nijenhuis levert in deze gedichten een voortdurend gevecht met de taal. Er staan maar weinig gedichten in deze bundel die daarvan niet de sporen dragen.
De dichter is er zich van bewust. dat taal een handig. maar ook een heel gevaarlijk middel tot communicatie kan zijn. Handig omdat hij er allerlei gevoelens mee kan uitdrukken en bovendien kan spelen met betekenissen. Dat laatste houdt echter een levensgroot risico in: het kan best gebeuren. dat de lezer de taal van de dichter niet meer verstaat. Bovendien is het mogelijk. dat de dichter bi) het (be)noemen van een situatie e.d. niet het juiste woord gebruikt. Het hanteren van de taal is per slot van rekening — zo komt ook Gerard Nijenhuis tot de conclusie — een nogal riskante bezigheid. met name wanneer de dichter de taal op een zodanige wive wil hanteren. dat er ook een ‘poëtisch signaal• naar de lezer wordt gegeven.
Enerzijds voelt de dichter zich op een voetstuk staan. omdat hij nu eenmaal in staat is de taal te (ver)vormen tot een zeer persoonlijk communicatiemiddel; anderzi)ds is hij er zich van bewust. dat hij zich overgeeft aan een betrekkelijke willekeur in interpretatie door de lezer en dat zal hem doen neigen tot bescheidenheid.
In het eerste gedicht “Onbekend’ zit de dichter als het ware in een ivoren toren. waarbij hij tegelijkertijd relativerend spreekt over dat ene moment waarop de indruk wordt verkregen. dezelfde emotie is gebonden aan dat ene ogenblik, maar de uitzonderingspositie van de dichter staat toch buiten kijf:

Ik ken geen mens, die zo naar dingen kijkt.
verslonden
door wat is, vergeten; ‘t voorbijgaande bestaat
niet meer.
enkel dit ene en dat voor altijd weer.

Wie heeft hem naar ons afgevaardigd, uitgaonden?
Verbonden met wat is. spreekt hij met duizend
monden
de ene taal, die hij heeft uitgevonden.

In het tweede gedicht ‘ Dichter’ komt er een nieuw element naar voren: het kost de dichter veel moeite (‘hersteller, reparateur’) om zijn produkt te stroom lijnen tot een uiting die woordbetekenis en opgeroepen emotie tot een evenwichtig geheel maakt. De dichter is een ‘speurder naar onverwacht verband’ en de plaats waar hij het gedicht schrijft is een proeflokaal’ In het derde gedicht wordt het element natuur c.q. groen aan de thematiek toegevoegd. De dichter taxeert de waarde van de natuur binnen de taal en stelt vast dat er oneindige nuances zijn. De drie bovengenoernde motieven herhalen zich bij voortduring in de volgende gedichten. Daarbij maakt Gerard Nijenhuis nogal eens gebruik van metaforen. het beeld vervangt het begrip. Enkele voorbeelden uit het gedicht ‘Overdoen’: een bril met dubbel glas. de rubriek verloren gevonden. een kam
De dichter is zich bewust van zijn kritische houding tegenover zijn werk en komt herhaaldelijk tot de conclusie dat zijn produkten niet altijd slagen: het woord verspeeld: gebrek aan tucht’ (uit het gedicht ‘Natuur•. blz. II). Op den duur begint het hameren op ditzelfde aambeeld de lezer toch wat te vervelen. Na een tiental gedichten heb 1e de neiging het wel te geloven. Nijenhuis weet echter plotseling de aandacht weer te trekken door een verrassend beeld zoals in het gedicht • Kind’. waarin hij de poezie vergelijkt met een kind
Uit enkele gedichten valt op te maken. dat Nijenhuis de schildersezel heeft verwisseld voor de dichterspen. In het gedicht • Vraag’ geeft hij een soort motivering: • Was de gebondenheid aan plaats en kleur hem toch te eng? Hij transponeert / het beeld dat hem bewoog naar ‘t fluïdum van ‘t woord en lost het op. Nu wordt het overal gehoord’ In de gedichten ‘Overstap’ en ‘Beschrij- _ ven’ komt hij er — in het eerste symbolisch en in het tweede concreet — op terug.
Wat het dichtersperspectief betreft doet zich een merkwaardigheid voor. De dichter spreekt over zichzelf in de derde persoon. Hierdoor ontstaat een zekere afstandelijkheid. die nog versterkt wordt doordat (bijvoorbeeld in ‘Eindweegs’) de dichter zichzelf met een ‘ik’ – aanduiding invoert. Wellicht is • op deze wijze de fitel ‘Dubbelspion’ te verklaren. Die dubbelzinnigheid is echter ook terug te voeren naar de interpretatie van de taal in deze bundel..
. Alle gedichten bestaan uit twee terzinen (drieregelige strofen), behalve het gedicht ‘Natuur’. Soms is het rijm heel precies, soms varieert Nijenhuis met assonanties (binnenrijmen), waardoor het bundeltje een gekunstelde indruk geeft. Voor de poëzieliefhebbers die modeme motieven graag in een strenge weloverwogen vorm willen terugvinden. valt er heel wat te beleven in deze gedichtenbundel.

DOUWE DE VRIES

Besproken: “Dubbelspel’ van Gerard Nijenhuis: uitgever: De Beuk. stichting voor literaire publicaties. Amsterdam. 48 blz.