Uit Het Zwols Dagblad 'Het dorp bestaat niet meer' 30-01-1982
Uit Het Zwols Dagblad ‘Het dorp bestaat niet meer’ 30-01-1982
NIJENHUIS , Gerard
Het dorp bestaat niet meer
Gedichten van een Drent Het dorp bestaat niet meer
‘Wanneer zal er iets veranderen in dege roerloze provincie, in dit Vastgeklonken gebied,
waar alles aan hunebedstenen verankerd zit?’
(Oom P., p. 40)
Wie deze vierregelige strofe uit het gedicht ‘Oom P.’ van Gerard Nijenhuis leest kan gemakke lijk de indruk krijgen dat de dichter een nogal negatieve kijk
heeft op de provincie waarin hij zelf woont, namelijk Drenthe. Na het lezen van de hele bundel moet men concluderen dat de visie genuanceerder is.
Onder de titel ‘Het dorp bestaat niet meer’ publiceert Nijenhuis zijn tweede dichtbundel. In 1978 debuteerde hij met ‘Leven op afstand’. Daarna volgde in 1980 de roman ‘Het jaar van de ooievaar’.
De eenendertig gedichten in ‘Het dorp bestaat niet meer’ zijn — met uitzondering van het opdrachtsonnet — verdeeld in een vijftal afdelingen. De weinig duistere titel van de bundel geeft duidelijk aan wat vooral de aandacht van de dichter heeft. In de eerste afdeling, bestaande uit zeven sonnetten, beschrijft Nijenhuis de sfeer en essentie van het Drentse dorp, vooral hoe het vroeger was. Soms komt ingehouden nostalgie aan de oppervlakte:
‘Het dorp bestaat niet meer. De sprakeloze nachten,
de zomer, de geur van linden, losgekomen
uit bloesem, maar evenzeer uit onze dromen.
De bomen, die zacht bladeren — onze gedachten’.
Maar meteen ook beseft de dichter de beperkingen van de kleine overzichtelijke leefgemeenschap. De saamhorigheid kan schijn zijn, de eenheid blijkt dan ver te zoeken. Binnen het geheel van de bundel toont deze eerste afdeling de meeste samenhang, zowel qua vorm als wat betreft de inhoud. De zeven sonnetten worden als het ware aaneengeregen, omdat het laatste woord van een gedicht de titel vormt van het volgende. De taalbehandeling is poetisch compact. Inhoudelijk vormen de gedichten een soort totaalbeeld van een dorpse leefgemeenschap. Binnen de in deze sonnetten geschetste contouren laat Nijenhuis in de tweede afdeling ‘Ave rij’ de lezer als het ware kennismaken met personen uit dat dorp. Vooral de moederfiguur blijkt belangrijk te zijn. De gedichten ‘Mare’, ‘Moeder’ en ‘Schuld’ zijn aan dit onderwerp gewijd.
De derde afdeling ‘Verspreide gedichten’ bevat negen gedichten en vertoont zoals de titel al doet vermoeden weinig samenhang. In ‘Analfabeet’ en ‘Minor poet’ komen het dichten en de dichter aan de orde, jammer genoeg weinig uitstijgend boven de situatie die in de genoemde gedichten beschreven wordt.
Verder geeft Gerard Nijenhuis zijn visie in versvorm op o.a. fascisme en “t Drents Eigene’:
‘Die verering van het helfhaftige, het grootse gebaar, de slag bij Ane.
Alsof ooit één slag iets anders zou kunnen zijn dan een optelsom van schuld! Alsof het met moediger is om bang te zijn!’ (Fascisme, p. 30)
In dit gedicht gaat het meer om het te berde brengen van een mening, die alleszins te respecteren is, dan om het poëtische als zodanig.
In de beide resterende afdelingen zijn vooral personen het onderwerp van de gedichten. Hans Heyting en ook Jan Naarding wordt toegezongen en geprezen, terwijl een aantal schimmen uit het familie-album van de dichter goed blijkt te zijn voor een anekdote in poezie-vorm.
Al met al een bundel met leesbare gedichten, wisselend van kwaliteit. De gedichten uit de eerste afdeling zijn naar vorm en inhoud nog het boeiendst.
JAN LOOVERS
‘Het dorp bestaat niet meer’, gedichten, door Gerard Nijenhuis.
Uitgeverij De Beuk, Amsterdam. Prijsf 10,—.
Uit: het Zwols Dagblad, 30 januari, 1982