Vaart Zuidzijde

Vaart Zuidzijde

Vaart zuidzijde (XII)

„Zeker, het waren dezelfde huizen, maar ik kende niemand meer, die voorbij kwam. Ja, zé is het leven, dacht ik, stak een sigaar op, en naar ‘t kerkhof gaande, zag ik in ‘t voorbijgaan mijn ouderlijk huis. Een huis op ‘t Noorden, waar men ‘s winters de ruiten steeds moest ontdooien. Een huis zonder enige stijl, wat enkelen in hun jeugd al onbewust hindert.”
Zo beschreef de schilder-dichter Louis Albert Roessingh z’n ouderlijk huis te Assen (thans Vaart Z.Z. No. 55) in zijn „STAD DER PALEIZEN” (uitgegeven voor Het Drents Genootschap door Van Gorcum & Comp., N.V., Assen, 1951 ) .
Dr. J. Naarding zei mij drie jaar geleden: , , VVonderlijk hoe jij je stof totaal anders verwerkt dan Roessingh deed in zijn jeugdherinneringen „Stad der Paleizen”. „Ja”, was mijn antwoord, „en ik loop met een grote boog om zijn boekje heen, doodsbenauwd ‘m na te apen”. Maar nou ik over onze Drentse bard Louis vandaag wat wil vertellen, zou ‘k een fout maken als ik zweeg over z’n kostelijk kleinood „Stad der Paleizen”. ‘k Heb het terhand genomen — ach, ‘k ben ;nou toch door de wol ge-
verfd — en ‘t na 14 jaar herlezen.

Stad der Paleizen
Een puntig iemand heeft zich eens uitgesproken aldus: „Wie meer over een onderwerp wil vernemen moet erover gaan schrijven”. „Hij bedoelde: -„Dan m o e t je je vooraf op de hoogte stellen”.

Ik heb de waarheid van ‘s mans uitlating ondervonden en weet van Assen en heel Drenthe veel meer, ‘dan toen ‘k een kleine vier jaar geleden begon alIerlei dingen over Drenthe en z’n hoofdstad „me te herinneren”. (Natuurlijk weet ik er nog niet genoeg van; men -is nooit te oud om te leren).

‘k Heb van Roessingh’s boekje nou nog veel meer genoten, dan toen ‘k het voor het eerst las. Omdat ik nou veel vaker herkende waarover ie ‘t had.
Lezers, die ‘t hebben gelezen, herleest het; die ‘t niet hebben gelezen, leest het twee keer, u zult er geen spijt van hebben.

Roessingh dichtte, maar Stad der Paleizen” was — dacht ik — z’n eer. -ste (en laatste) proeve van proza. Anne, de Vries was prozaïst. Dichtkunst bedreef hij weinig of niet (behalve misschien in kinderversjes).

Maar het geval wilde dat voorin Louis’ enigst prozaboekje Anne’s misschien enigst gedichtje kwam. Dat begon zó:
Doe ol’ Roessingh wuur verluud,
Luut de locht zien zwaore wolken
Hangen as een zwarte wao

Hij vertelt dan hoe eik en dambeer, brem en heistruik, berk en meidoorn treurden om heengaan van hun oude vriend. „Maor”, zo eindigt Anne:

Maor doe ‘t volk weer was vertrokken
En de maon scheen in de nacht,
Kwamen staodug Olle voeten
En een stokkien tikte zacht —
En ze huulden stil bij ‘t iekien,
En ze stunden bij de brem,
En zien haanden aaiden ‘t berkien,
Meidoorn, els en liesterkraal,
En zien goeie olle stem
Zee met een verbôrgen lachien:
Wees toch wiezer, ‘k bin d’r wal…

Als ik me goed herinner
Huis met de wenkbroutcen

Nou als dat dan zo is, wil ik ‘s tegen hem praten.
Louis, je blijkt aan je ouderlijk huis niet veel moois te zien. Maar eenvoud is het kenmerk van het ware schoon, Louis. En een eenvoudige vakman heeft het huis gebouwd „naar streekeigen type”, zouden we tegenwoordig zeggen. In een naïeve poging tot eni ge versiering heeft ie boven de benedenven<ers accolades geplakt van stuc. Vandaar: „Huis met de wenkbrauwen”.

Zonder enige stijl? so what! ‘t Is voor mij een huis prettig en rustig om naar te kijken, hoewel de aanblik zeker nog veel gezelligers is geweest v66rdat de hoge verdieping er bovenop is gezet. Ik weet niet, Louis, of jij ‘t huis nog zonder verdieping hebt gekend; je schrijft daar niet over.

Op 10 december 1873 is Louis Albert Roessingh in dit huis geboren, als derde en jongste zoon van mr. Isaac Roessingh (Gasselte, 1835—Assen, 1901), laatst president van ‘de rechtbank te Assen, en Trijntien Bouwina (Trina) Homan, geboren te Assen in 1841 en aldaar op gevorderde leeftijd — althans na 1908 — overleden.

Vader Isaàc was een zoon vaiwds. Hendrik Karel Roessingh en Louise Albertine Collard 9 iCira.U•rocÀtie onze Louis kennelijk was genoemd). Louis’ overgrootvader de bekende maîre en burgemeester van Aksen, mr. Isaïc Collard, zijn we al vaak tegengekomen.

En Louis’ moeder? Zij was een zuster van o.m. mevrouw Johanna Titia Sluis—Homan (van Vaart Z.z. 53 of 51) en mr. Johannes Linthorst Homan, indertijd Commissaris der Koningin in Drenthe.

De kleine Louis is bij meester Loeks Schinkel op school geweest, aan de Noordersingel ( later Schutten’s school). Waar de gr6tere Louis school ging heb ik niet gevonden. Misschien op de h.b.s.; in elk geval niet op ‘t gym.

Op z’n 17de jaar ging Louis naar Antwerpen. Werd er leerling van de’ Antwerpse Kunstacademie. Men had daar „een breede, monumentaal aandoende blik op de werkelijkheid”, schreef (in wijlen het maandblad Erica) de schilder Reinhart Dozy 1882 —1947), wiens mentor Louis Roessingh begin dezer eeuw in Antwerpen was. (Op Dozy kom ik nog terug).— Maar ‘s zomers was Roessingh altijd in Drenthe.

Links de schilder Louis Roessingh tijdens een familie-picknick (zie broodje) bij Appelscha in 1904. Hij wou er nooit als een schilder uitzien.
Kijkt u maar of ‘t ‘m bij Appelscha gelukt is. — Rechts Louis’ volle neef, (ir.) Piet Roessingh, toen Delfts student, jong geweest in Emmen, waar z’n vader, ds. Petrus, dominee UŒS. Piet’s moeder, Geertruid Agnes Westra, heeft nog 9 jaar gewoond in en is getrouwd uit — het derde Westra-huis. Piet was oud-hoofdingenieur der N.S. te Utrecht en een enthousiŒst lid van de Vereniging “Drenthe” aldaar” Zijn zoon Albert sneuvelde als R.A.F.-piloot. Van de overige drie zoons zijn er twee arts en is de derde werkzaam bij de N.S.

Twee dochters
‘k Verwijs omtrent zijn jeugd en z’n verdere leven gaarne naar zijn „Stad der Paleizen”. Wil alleen nog even vertellen, dat hij in 1905 trouwde met de Antwerpse mejuffrouw Rose Mongaré, die hem twee dochters schonk, Alice, in 1906 in Antwerpen geboren, en Lucie in Elp in 1912. Deze trouwde met de kandidaat-notaris J. Ë. Bolt, tegenwoordig notaris in Den Haag en oud-voorzitter van de vereniging „Het Lantschap Drenthe” aldaar.

Louis Roessingh werd ereburger van de gemeente Westerbork en is gestorven te zijnen huize, „De Zandhof”te Elp, kort nadat zijn „Stad der Paleizen” was voltooid.

Vermits iks van het Roessingh-huis vertel en niet enkel van Louis, wil ‘k OOR z’n beide broers nog even noemen.
De oudste, mr. Hendrik Karel (1869-— 1908), werd griffier van kantongerecht te Meppel, trouwde in 1903 met Wibina Elisabeth Keyser; de jon. gere, Jan Tijmens Roessingh, te Assen geboren in 1869, is yin 1901 ge. trouwd met Wilhelmina Adriana Antonia Henriëtte Balfour van Burleigh (van een Asser rijksontvanger dacht ik). Jan Tijmens is ontvanger der registratie en domeinen geweest en zal dus wel — zoals bij dat vak te doen gebruikelijk — het land zijn doorgezworven. Waarover ik evenwel geen gegevens heb.

Na het overlijden van mevrouw Roessingh—Homan is het „Huis met de wenkbrauwen” betrokken door de kapitein J. (Jaap) Biestraten. Ook heeft (diens schoonmoeder ? ) mevrouw de weduwe Louis ten Brummelen—— Andriesse er gewoond.

De heer Biestraten, zeer muzikaaÇ was de dirigent van het orkest, dat begeleidde het „Anachronistisch schijndrama „Julius Caesar”, een operetteparodie begin 1915 door in Beekbergen en Apeldoorn gelegerde officieren voor de burgerijen aldaar opgevoerd. Ik schreef hierover eind 1962 en begin 1963 in: „APELDOORN IN 1914 EN 1915″. Noemde toen Jaap BieStraten „een mooi hoera-type”. Nou, dat wàs ie. We bewaren. aan hem de beste herinneringen.

Volgende week, volgende huizen. Bewaart u nog zolang de oude VaartDrent van verleden week ?