Van Beuzejaeger tot Vaoder 04-11-2006
Van Beuzejaeger tot Vaoder 04-11-2006
Van ‘Beuzejaeger’ tot ‘Vaoder’
Door Jan Wierenga
eze week verscheen bij uitgeverij Kleine Uil in Groningen de bundel De 100 mooiste Drentsegedichten, samengesteld door Henk Nijkeuter. Het is een bijzondere uitgave, om een paar redenen, In de eerste plaats omdat van elk gedicht ook een Nederlandse vertaling is gemaakt. In de tweede plaats omdat het werk deel uitmaakt van een serie van drie: ook de honderd mooiste Groningse en de honderd mooiste Friese gedichten verschenen deze week bij Kleine Uil in boekvorm. Een even fraai als begerenswaardig bezit, zouden wij hier zonder schroom willen beweren,ook al is het bepaald niet de eerste bloemlezing uit de Drentse poëzie. Nijkeuteç heeft de Drentse gedichten gerangschikt in chronologische volgorde, bepaald door het eerste jaar van publicatie. De bloemlezing begint met de Beuzejaeger, ofwel de Boze jager van Albertus Alidus Steenbergen (1814 — 1900), handelend over een opzienbarend verhaal dat zich afspeelde op de verdwenen borg Rheebruggen. Het laatste gedicht is van Gerard Nijenhuis, Vaoder. Daartussen bevindt zich een rijke verzameling Drentse poëzie, met alIe bekende namen erin vertegenwoordigd.
“Deze bloemlezing wil in de eerste plaats een representatief literair-historisch overzicht van de Drentstalige poëzie van de 19de eeuw tot heden geven”, zegt Henk Nijkeu ter in zijn Verantwoording. Ook enige liedteksten zijn opgenomen; van Skik-zanger Daniël Lohues bijvoorbeeld (Op fietse). “Goede liedteksten immers zijn een spiegel van hun tijd en door de wijze waarop de taal wordt gebruikt, behoren ze in alle opzichten tot het literaire genre dat als poëzie wordt aangeduid.” De samensteller heeft zich mede laten leiden door zijn persoonlijke voorkeur, bepaald door de vorm, de inhoud en de emotionele betekenis van het gedicht. Zonder overigen een persoonlijke top-3 of iets dergelijks te benoemen. Dat mag de lezer zelf doen. De bundel bestaat uit oldere en neimooudse gedichten. Gebruik van de streektaal in de poëzie viel in Drenthe voor het eerst waar te nemen in de 19de eeuw; op bescheiden schaal. “Pas in het begin van de 20ste eeuw brak het Drents echt door als taal voor literaire werken.” De poëzie bleef lang (neo)romantisch van aard. Vaste vorm en rijm, alsmede lyrische beschrijvingen van het landschap en de natuur domineerden lange tijd. Na de oorlog experimenteerden
dichters als Hans Heyting, Johan Hidding en Harm Drent met vrije versvormen. Maar het zou tot 1979 duren voordat er echte vernieuwing op gang kwam. Dat was met de geboorte van het letterkundig tijdschrift Roet.
Paaizermao
Uit De 100 mooiste Drentse gedichten kiezen we – op volstrekt subjectieve gronden – een gedicht van Peter van der Velde (1918 2004), in de taal van Noord-Drenthe. Gewoon als voorproefje van de naderende winter!
Winter op de Paaizermao
De mao lig stil en wit bevroren
De schaopen kleumen veur bai ‘t hek
In stad staait de Martinitoren
Een speulding, dat naor boven stek.
Het deip lig dicht en in de schoel van
De broene raaiten an de diek
Klinkt host onheurbaor het gehoel van
Een hopeloze koperwiek
Een scharebeeld van zwaarte kraaien
Die naor heur verre slaopstee gaon
En ponnies, kold, die met heur baaiden
Bai de verroeste richel staon
De winterwind waait deur mien kleren
As ik verkleumd naor hoes tou gao
Wel leven wil moet lieden leren
As ‘t wintert op de Paaizemao.