'Weg met taaldiscriminatie' D.v.h.N 13-10-2006
‘Weg met taaldiscriminatie’ D.v.h.N 13-10-2006
‘Weg met taaldiscriminatie’
“Dialectsprekers in het nadeel” kopte het Dagblad van het Noorden maandag 9 oktoberj.l. op de voorpagina. Dialectsprekers bereiken gemiddeld een minder hoog opleidingsniveau en hebben minder vaak banen met een hoge maatschappelijke status. Jan Germs, streektaalfunctionaris in Drenthe, reageert.
Door Jan Germs
Journalist Guus Urlings haalt zijn bevindingen uit “Dialect en sociale ongelijkheid: Een empirische studie naar de sociaal-economische gevolgen van het spreken van dialect in de jeugd”. Het gaat hierbij om een artikel van dr. Gerbert Kraaykamp, dat in 2005 in “Pedagogische Studiën” werd gepubliceerd. In het artikel gaat dr. Kraaykamp na of voor een representatieve steekproef uit de Nederlandse bevolking het opgroeien met een dialect maatschappelijke gevolgen heeft in termen van schoolsucces en beroepsloopbaan. Die steekproef bestond uit 3.269 respondenten, variërend in leeftijd van 18 tot 70 jaar; 43,2 % zei in de jeugd dialect gesproken. te hebben.
In het artikel van dr. Gerbert Kraaykamp komt naar voren, dat het spreken van een dialect in de jeugd van negatieve betekenis is voor het bereikte opleidingsniveau en de uiteindelijke beroepspositie. Is dit probleem op te lossen door de dialecten dan maar te verbieden? Onzin natuurlijk. Dr. Kraaykamp noemt verschillende onderzoeken, die vertellen dat opgroeien met streektaal niet nadelig is voor het onderwijsniveau dat bereikt wordt, met andere woorden het dialect veroorzaakt geen leerachterstanden. En toch zijn de effecten op opleidingsniveau en uiteindelijke beroep negatief. Dat is schrijnend. Het probleem zit derhalve niet in het dialect of de dialectspreker, maar in de maatschappij om hem heen, die taaldiscriminatie laat voortbestaan.
Dialectsprekende kinderen worden op school lager beoordeeld en ingeschat. Gechargeerd gezegd: ze zijn dommer, want ze praten immers plat. Hiermee zijn deze leerlingen gestigmatiseerd en worden ze ‘afgescheept’ naar een lager opleidingsniveau. Onder andere voormalig bestuurslid van Stichting Drentse Taol, dr. Aimée van Reydt, heeft hier onderzoek naar gedaan (in Emmen en omgeving).
En als streektaalsprekers dan aan het werk willen, worden ze wederom lager beoordeeld omdat ze plat praten ofwel de stomme ‘e’ inslikken. Nog niet zo lang geleden werd een Twents meisje afgewezen voor de opleiding tot stewardess omdat haar streektaalachtergrond zo duidelijk hoorbaar was.
Een parallel met landgenoten die uit een ander deel van de wereld naar Nederland zijn gekomen, valt hier te trekken. Ahmed wordt bij een sollicitatie niet afgewezen op grond van te weinig opleiding of gebrek aan capaciteiten. Nee, omdat alle Arabieren nu eenmaal terroristen zijn.
Het probleem oplossen door aan alle islamitische mensen het advies te geven hun kinderen Piet ofJanny te noemen, is een schijnoplossing. Het probleem •van de discriminatie blijft bestaan.
Toen tien jaar geleden het Nedersaksisch als taal onder deel II van het Europees Handvest voor Minderheidstalen werd erkend, verplichtte de overheid zich daarmee om ‘resolute actie’ te ondernemen ten gunste van dit levende onderdeel van ons erfgoed. Resolute actie en het in stand houden van taaldiscriminatie zijn volgens mij geen synoniemen. Het artikel van dr. Kraaykamp geeft aanleiding tot een tweetal aanbevelingen, feitelijk hartenkreten:
1.Laat de moderne mens openstaan voor het feit dat een streektaalspreker slechts een andere moedertaal heeft dan het Nederlands, maar dat dit niets zegt over zijn of haar intelligentie.
2.Laten we ons best doen kinderen zo goed mogelijk tweetalig op te voeden. Daarmee maken we gebruik van de nuttige ‘effecten van meertaligheid en elimineren we de zogenoemde nadelen van het dialect. Of, zoals schooldirecteur Rigt Pepping het afgelopen dinsdag in deze krant zei: “Nederlands als het moet, plat als het kan!”
Jan Germs, streektaalfunctionaris Stichting Drentse Taol, Assen
REAGEREN?
lezersredactie@dvhn.nl