Wij Weegt niks 't is de eerde die oes trekt Streektaal

Wij Weegt niks ‘t is de eerde die oes trekt Streektaal

Wij weegt niks, ‘t is de eerde die oens trekt

en Groninger is te eerlijk om aardig te zijn en een Drent is te aardig om eerlijk te zijn. Eén zin is voldoende om bevolkingsgroepen in hokjes in te delen. Gemak dient de mens; wie zijn buurman van een etiket voorziet, hoeft niet verder na te denken. Nadenken is weliswaar het hoogste goed dat een mens kan bereiken, het is niet voor iedereen aangenaam. Het leven wint aan ingewikkeldheid als er gedachten, en met name gedachten over anderen aan te pas komen.
Klaas Kleine, in 1940 in Kolderveen geboren en in 2000 in Diever overleden, past niet in die volkse indeling. Klaas Kleine deed van zich spreken, in het Hollands en in het Drents. Kleine was een eerlijk man, meer eigenzinnig dan standvastig. Om het op z’n Drents te zeggen: wat Kleine in de kop had, dat had hij niet in de kont. En bekend mag zijp: uit dat laatste lichaamsdeel wil nog wel eens iets ontsnappen en verdwijnen. Wat zich in het hoofd heeft vastgezet is een schat voor de eeuwigheid, tot de dood er een oplossing voor vindt.
Het najaarsnummer van Roet, Drents letterkundig Tiedschrift, is geheel aan Klaas Kleine gewijd. Kleine schreef poëzie, proza, columns, diverse boeken. Hij maakte vertalingen van de Vos Reinaarde, van Hooglied, van het boek Job. De Drentse schrieverij ging hem aan het hart, hij was er emotioneel sterk bij betrokken. In de discussie rond het al dan niet fout zijn in bezettingstijd van Drents schrijver Jan Naarding, naar wie korte tijd het taalinstituut van Drenthe is genoemd, speelde Kleine een rol op de voorgrond. Recht in de leer smeedde hij ijzer als het heet was, wellicht een uitvloeisel van zijn dagelijkse werk, siersmid en hoefsmid. Op uitnodiging van de redactie schreef een tiental Drentse schrij- vers, onder wie Marga Kool, Roel Reijntjes, Gerard Nijenhuis, Rieks Siebering en Martin Koster, een bijdrage. Jan Veenstra en Jannie Boerema ontbreken.
Neerlandicus Rouke Broersma analyseert dertien Dryloeken van Klaas Kleine die in het nummer zijn verzameld. Elke jaarwisseling verstuurde Klaas Kleine aan een geselecteerd publiek een drieluik met vrije verzen over wat hem bezighield. Verwondering over natuur en levensloop en over mensen die schijnbaar hun best doen om te vertinneweren wat hen omringt. De dood en het verderf liggen overal op de loer. Leven is een strijd, soms prettig vaker een onbegrepen worsteling. Broersma neemt ook het proza van Kleine onder de loep. In die beschouwing komt een beeld van de schrijver uit Diever naar boven dat ik graag uitgebreider beschreven had gezien. Kleine met zijn neiging naar moralisme en satire, met zijn sikkeneurige tirades tegen dorpsheid, liberale boeren, inconsequente socialisten, hypocriete kerkgangers en ontrouwe vrouwen.
Waar eindigde de satire van Kleine en waar begon het cynisme en de onverholen boosheid over de loop van de dingen? Klaas Kleine leek af en toe gespleten tussen verslavende aandacht van notabelen en de wetenschap niet bij die bovenlaag te horen. De dood kwam te vroeg bij hem aan de deur.
Het motto van Klaas Kleine, Wij weegt niks, ‘t is de eerde die oens trekt, is een generalisatie die met de nodige voorzichtigheid gebruikt kan worden. Kleine was geen hoogvlieger en geen zwaargewicht. Kleine zweefde daar tussen. De bijdragen in het themanummer neigen naar de Drentse kant. Kleine was een schrijver met de eerlijkheid van een Groninger en de innemendheid van een Drent.

ROET
Themanummer Roet, naojaor 2002, . Stichting Het Drentse Boek. 65 blz.