Worden tweetaligen later dement dan eentaligen?

Tien jaar geleden liet onderzoek onder tweetaligen zien dat zij beter presteerden op cognitieve taken dan eentaligen. Er werd zelfs geconcludeerd dat mensen die een tweetalige opvoeding krijgen relatief later gaan dementeren dan mensen die opgroeien met één taal. Uit vervolgonderzoek blijkt dat deze conclusie nog steeds overeind staat, maar dat het niet opgaat voor alle tweetaligen.

door Merel Keijzer

In 2004 werd een spraakmakend onderzoek gepresenteerd van de Canadese onderzoeker Ellen Bialystok: haar onderzoeksteam vond dat oudere tweetaligen beter af waren dan eentaligen in hun cognitief functioneren, zozeer zelfs dat zij tot vier jaar later dement werden dan eentaligen. Koppen in de media volgden; Trouw, Psycholoog.net, het ND – allemaal presenteerden zij uitspraken als Tweetaligheid verhoogt weerstand tegen dementie.

Sinds 2004 zijn veel onderzoeken uitgevoerd om de eerdere bevindingen te repliceren, deels met succes en deels zonder. Wat zonder meer uit al deze onderzoeken naar voren komt is dat de waarheid complexer is dan de krantenkoppen ons doen geloven. Hoe zit het nu precies: kan tweetaligheid dementie uitstellen?

Er wordt nog wel eens gedacht dat een tweetalige een optelsom is van twee eentaligen. Maar die gedachte is ongegrond, zo blijkt uit psycholinguïstisch onderzoek. In het brein van een tweetalige zijn beide talen altijd actief. Om te zorgen dat die talen elkaar niet in de weg gaan zitten, moet één taal actief onderdrukt worden terwijl de andere gebruikt wordt. En dat kost het een en ander aan cognitief vermogen. Het is voor een tweetalige daarom ten alle tijden nodig om zijn volle aandacht erbij te houden.

Cognitieve reserve

Tweetaligheid is een levenservaring en dat laat zijn sporen na. De Canadese onderzoekers waren daarom niet geheel verbaasd over hun uitkomst dat tweetaligheid ook effect heeft op algemene, niet-taalgerelateerde cognitie. Het brein van een professionele tennisspeler is immers ook anders ontwikkeld dan dat van iemand die nog geen balletje kan slaan.

Een tweetalige lijkt vooral voordeel te ondervinden bij cognitieve taakjes waarbij een conflict opgelost moet worden. In dagelijks tweetalig taalgebruik wedijveren de twee talen immers constant om selectie, waarbij één taal onderdrukt moet worden. Deze mentale activiteit zorgt voor een betere ontwikkeling van bepaalde onderdelen van het brein. Het is vooral de prefrontale kwab (voorin de hersenschors) die er bij tweetaligen anders uitziet: niet alleen zijn er meer hersencellen, maar ook lijken de neuronen beter met elkaar te communiceren. Dit leidt tot wat men noemt cognitieve reserve. Er is met andere woorden ruimte over in het brein om kennis te verwerken.

Die cognitieve reserve is gedurende een heel mensenleven merkbaar, maar vooral observeerbaar bij jonge kinderen en ouderen. Hier is cognitief vermogen namelijk nog volop in ontwikkeling of juist in afbraak. Opconflicttaakjes [1] doen (vroeg-)tweetalige kinderen en ouderen het vaak beter dan hun eentalige leeftijdsgenoten. Een voorbeeld van zo’n taak is een taak waarbij proefpersonen de richting van een pijl moeten aangeven. Soms wordt deze in een congruente context gepresenteerd (alle pijlen wijzen in dezelfde richting: →→→→→) en soms in een incongruente context (waarbij de pijlen in tegengestelde richting wijzen: →→←→→). Dat laatste is lastiger, maar tweetaligen lijken hier weinig problemen mee te hebben.

Dementie in Indiase context

De studie van het onderzoeksteam van Ellen Bialystok richtte zich op meer dan 200 dementerende ouderen, waarvan de helft tweetalig was. Niet alleen merkten de familieleden van de tweetaligen de geheugenproblemen later op, maar ook het eerste doktersbezoek werd later ingepland bij deze groep, in de regel vier jaar. Eén van de bezwaren bij dit onderzoek was dat Bialystok in haar onderzoek alleen hogeropgeleiden had meegenomen; een groep die waarschijnlijk sowieso al mentale bescherming genoot tegen dementie. In 2013 werd daarom een onderzoek uitgevoerd door de Universiteit van Hyderabad in India. Binnen een Indiase context is het scholingsniveau vaak laag, maar gebruiken veel mensen ook dagelijks meerdere talen. Aan het onderzoek namen 648 dementerende ouderen deel, waarvan er 391 meertalig waren. Interessant genoeg waren daar ook veel analfabeten [2]bij.

Bovendien werden in deze studie mensen meegenomen met verschillende vormen van dementie. Ondanks dat het merendeel van de proefpersonen leed aan Alzheimer, de meest voorkomende vorm van dementie, waren ook andere typen vertegenwoordigd, zoals vasculaire dementie (veroorzaakt door een verminderde bloedtoevoer in het brein na een beroerte), en frontotemporale kwabdementie (veroorzaakt door krimp van het brein in de onderste voorlaag van de hersenen). De bevindingen waren dat de tweetaligen over het algemeen 4,5 jaar later dement werden dan de eentaligen, dat het effect ook overeind bleef in de analfabetengroep en dat de effecten bovendien het beste waarneembaar waren bij frontotemporale dementerenden. De onderzoekers zelf noemen op basis van deze uitkomst de effecten van meertaligheid groter dan van elk medicijn dat op dit moment op de markt voorhanden is, en bovendien een goedkoop alternatief.

Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen ‘vroege tweetaligheid’ en ‘late tweetaligheid’. In het eerste geval gaat het om mensen die al vanaf hun vroege jeugd, meestal hun geboorte, twee talen spreken; in het laatste om mensen die zich op latere leeftijd, in de tienertijd of later, een tweede taal eigen maken. Dat kan op school of door onderdompeling na een verhuizing naar het buitenland. Imageselect

Het belang van code-switchen

Ondanks deze overtuigende resultaten is het niet zo dat onderzoek unaniem een tweetalig cognitief voordeel laat zien. Er zijn veel gemengde resultaten, zeker in Europees onderzoek. Een eerste verklaring hiervoor is dat in diverse studies is gewerkt met verschillende taken, waartussen grote verschillen zijn gevonden. Vooral de complexere taken lijken het cognitieve voordeel bloot te leggen. Bovendien is er de laatste tijd veel aandacht voor de omgeving waarin een tweetalige zich bevindt. Daarbij is van belang of het om iemand gaat die op vroege of latere leeftijd tweetalig is geworden. Vooral de groep van laat-tweetaligen is nog onderbelicht maar lijkt veel gemengde gegevens op te leveren, met veel meer individuele verschillen dan groepen van vroeg-tweetaligen. Met andere woorden, sommige laat-tweetaligen laten wel een voordeel zien terwijl anderen dat niet doen. Waarom die individuele verschillen zich voordoen is momenteel nog een raadsel.

Daarbij komt ook nog eens dat de mate van beheersing van beide talen en rol speelt. Gerelateerd daaraan is het van belang hoe vaak iemandswitcht tussen zijn beide talen. Sommige situaties en omgevingen lokken meer en ander switchgedrag uit dan anderen. Zo heeft een Nederlandse immigrant in Amerika, met een Amerikaanse partner, weinig reden om dagelijks te switchen. Anderzijds zullen Catalaans-Spaanse sprekers in Spanje dagelijks moeten switchen tussen hun beide talen, al is het alleen maar van hun thuis naar werkomgeving. Een robuuste bevinding lijkt te zijn dat de cognitieve voordelen zich vooral voordoen bij tweetaligen die veel switchen tussen hun beide talen.

Tot slot…

Dat tweetaligheid een bescherming biedt tegen dementie lijkt, met enkele kanttekeningen daargelaten, overtuigend te zijn aangetoond in vroeg-tweetaligen, maar een groot hiaat vormen de laat-tweetaligen. Toekomstig onderzoek moet gericht gaan zoeken naar de oorzaken van de individuele verschillen binnen deze groep. Als u niet op deze uitkomst wilt wachten en bovendien geen tijd wilt investeren in het leren van een tweede taal, dan maakt u ook een goede kans als u van puzzelen houdt. Bialystok en haar collega’s toonden namelijk aan dat het cognitief voordeel ook deels te vinden was in eentaligen die dagelijks mentale stimulatie zochten in puzzels, die veel lazen, etc.

Onlangs publiceerde De Wereldgezondheidsorganisatie [3] onrustmakende cijfers: momenteel wordt het deel van de wereldbevolking met dementie geschat op 35,6 miljoen, met 7,7 miljoen nieuwe gevallen per jaar. Met die aantallen is de kennis dat het merendeel van de wereldbevolking meer dan een taal spreekt wellicht wel zo geruststellend.

Verwijzingen

  1. Conflicttaakjes :http://www.taalcanon.nl/vragen/hebben-tweetalige-kinderen-een-taalachterstand/ 
  2. Analfabeten http://www.taalcanon.nl/vragen/wat-weet-een-analfabeet-over-taal-en-schrift/ 
  3. De Wereldgezondheidsorganisatiehttp://nl.wikipedia.org/wiki/Wereldgezondheidsorganisatie 

Bron: Kennislink 17 maart 2014